IS DAT „HISTOBISCHE KRITIEK P"

dat 'geloof niet met mij deelen, zal mij echter nimmer kunnen aantoonen, dat die berichten mij louter onhistorische dingen mededeelen. Omtrent het hoe"? zullen altijd wel verschillende vragen blijven bestaan, hoe het feit der opstanding heeft plaats gegrepen? wie zal het zeggen! maar daarmede is nog waarlijk niet geloochend, dat het heeft plaats gegrepen. De historisch betrouwbare berichten , aangaande het oorspronkelijk christendom, waaraan het geloof in den Christus behoefte heeft, heeft men echter niet in de eerste plaats te zoeken in de evangelieën, maar in de Paulinische brieven en straks hoop ik met een enkel woord er op te wijzen, welk eene groote fout Brandt heeft begaan door de paulinische kwestie nagenoeg onaangeroerd te laten.

Historisch-kritisch onderzoek van de kenbronnen des Christendoms is dus eene zaak, die afhangt van de plaats, die men tegenover den Christus inneemt. Zeide ik daar straks, dat hij, die in den Christus als den Zone Gods gelooft, in zijne kritiek het rechtvaardigst zal zijn , Brand t's boek strekt ten bewijze, hoe onrechtvaardig en wreed men de arme evangelische geschiedenis doodmartelt, als men haar wil reconstrueeren naar de inzichten eener organische wereldbeschouwing, die den Heer der heerlijkheid weer tot een man van smarten maakt, en onwillekeurig denk ik aan het woord van Dr. K r u ij f, gesproken bij gelegenheid van de aanvaarding van het kerkelijk hoogleeraarsambt te Groningen, dat men dikwijls voor de verzoeking bezwijkt om samenhang of afronding voor een stelsel te zoeken, ten koste van feiten, die toch ook verwezenlijking zijn van goddelijke gedachten.

Uit den aard der zaak kan ik nu het boek van Brandt, dat ongeveer een 600 bladzijden groot is, niet stuk voor stuk bespreken. Ik wil echter in het kort opnoemen,