DB ZENDING EN HET LIED.

Wij bepalen ons tot één voorbeeld, dat echter zeer opmerkelijk is. Wij noemden daar de Papoes; welnu, het eerste Papoesche boek, dat in druk verscheen, was een Gezangboek. Het bevatte 27 liederen, en was het werk van den zendeling Ottow. Dit was in 1860. In 1871 verschenen Psalmen en Gezangen in de Noefoorsche taal, en evenzoo in 1875.

En die liederen worden gebruikt. De Papoe's zingen bijv. met groote opgewektheid: „Daar ruischt langs de wolken.'' En toen in Augustus van het vorige jaar de Zendeling Metz zijn arbeidsveld, hem aangewezen, wij bedoelen Andai op N. Guinea, betrad, werd hij verwelkomd door de gemeente met het lied: „Zegen, Heer, de vredeboden." Waarlijk, een Papoe had wel gelijk, toen hij tot den Zendeling van Hasselt ') zeide „het zingen in de school en in de kerk is een ander zingen dan op onze feesten."

De Heer Gründemann verhaalt in zijn Missionsstunden2), dat hij in Britsch Indië bij een Zendeling vertoevende, plotseling heftig op den trommel hoorde slaan, en zingen. De Zendeling hoorde het met ontroering, want het voorspelde een woest feestgelag, en een uitbarsting van zedeloosheid. Doch hoort, wat klonk daar van nabij bun in de ooren? Het was 't avondlied der katechizanten, op de wijze van: Nun ruhen alle Walder. Zie daar tweeërlei lied — en tweeërlei wereld! Doch genoeg van het lied, dat de Zending brengt!

Laat ons — in de derde plaats — iets zeggen van het lied, dat de Zending leert. Elke gebeurtenis, die de

1) Men zie het merkwaardig Gedenkboek van .T. L. van Hasselt (Kemink en Zoon 1888) bl. 56 vv., en Berichten van de Utr. Zend. Ver. 1894, n° 7.

2) Gütersloh, 1888, S. 15.