KRONIEK.

Bedenken wij toch, wat elk Seminarie aan ouderwijzend en besturend personeel, aan onderhoud van gebouwen, aan verstrekking van huisvesting, enz. zou kosten, dan behoeven wij niet in bijzonderheden en nadere becijferingen te treden, om onze meening te staven, dat aan de stichting van zulke Prediger-Seminare in onzen tijd niet valt te denken. Al kan niet worden geloochend, dat er veel te zeggen valt voor de vorming van zulk een keurbende van aanstaande predikanten, toch wagen wij het niet, met een plan of een voorstel daartoe dienende, tot U te komen — doch willen liever voor U bepleiten het denkbeeld van een verplicht hulppredikerschap.

Wanneer wij over hulppredikers spreken, denken wij daarbij aan eene andere betrekking, dan die, welke geregeld wordt in het Synodaal Reglement op het Hulppredikerschap.

Onze bedoeling is, dat ieder proponent, eer hij het beroep aanneemt naar eene gemeente, minstens een half jaar moet hebben gepredikt, gekatechizeerd en pastoralen arbeid verricht onder toezicht van een dienstdoend predikant.

De voordeelen van zulk een hulppredikerschap liggen voor de hand. Het vormt een geschikten overgang van den akademietijd tot het bekleeden van het herder- en leeraarsambt. Die overgang is nu veel te groot. Eigenlijk wordt de eerste gemeente er aan gewaagd. Is het niet te betreuren, dat bijna alle jonge predikanten als voorwaarde voor 't opvolgen van een beroep, bedingen, dat zij slechts éénmaal behoeven te preêken in de week? Is 'tin onzen tijd van prikkelbaarheid, van ontevredenheid niet dubbel noodig, dat onze aankomende predikanten goed toegerust hun bediening aanvaarden, opdat zij niet door onhandigheid en onbedrevenheid aanleiding geven tot verdenking, en tqt vervreemding van de kerk?

Om dit alles te voorkomen, is er geen beter middel