K R O N 1 E Ki

zijn, om de inkomsten van een land te vermeerderen, dan het steeds zwaarder belasten van de vermogenden. Men slacht de hen met de gouden eieren. En dat zal vooral dan het geval wezen, indien te eeniger tijd de armenzorg grootendeels wordt opgedragen aan den Staat, en daarbij de stelling wordt aanvaard, dat een arme recht heeft op bedeeling. Voorspe'len durven wij echter niets. Alles zal afhangen van de Kieswet, welke wij verwachten, en van de veranderingen, welke haar eventueele aanneming ten gevolge hebben zal in de samenstelling onzer volksvertegenwoordiging. Wij stellen de zaak in Gods hand, en bewaren daarom den goeden moed.

Met het oog op den groote sterkte, welke de roomschen bezitten in de Kamer, liet het zich wel verwachten, dat dit miuisterie zich niet zou verklaren voor persoonlijken dienstplicht. Daar is dan ook in de Troonrede met geen woord van gewaagd. Wel is door den tegenwoordigen minister van Oorlog een aanvraag in 't vooruitzicht gesteld van eenige millioenen voor een beter bewapening van ons leger — maar het stelsel van plaatsvervanging zal moeten blijven. Wij betreuren dit levendig; niet in de eerste plaats, omdat wij daarin een concessie zien aan de roomsch-katholieken, en ook niet omdat wij dit een verloochening achten van een echt-liberaal beginsel, maar omdat wij daardoor het waarachtig belang van ons land benadeeld vinden. Ons leger zal, zoo lang de plaatsvervanging duurt, nooit populair worden, en de tijd is misschien niet verre meer, dat wij aan een leger, ook uit beschaafde en intelligente bestanddeelen samengesteld, dringend behoefte hebben.

En wat nu onze koloniën hetreft, de tegenwoordige minister schijnt de zaken alleen gaande te willen houden. Wij betreuren het levendig, dat baron van Dedem zich met de plannen van den minister Tak solidair heeft ver-