PBOF, DOEDES ALS LEERMEESTER.

taafeeh Athene gehospiteerd, en kreeg een hoogen dunk van het enthousiasme, dat Scholten wist te wekken. Hij was inderdaad een magister, de stichter van een school en verbazend was de ijver, waarmeê hij zijn discipelen wist te bezielen. Naar Utrecht teruggekeerd kreeg men den indruk, alsof men uit een frisch bergoord verhuisd was naar een bekrompen hollandsch binnenvertrekje.

Toch was de richting aan 't opkomen, die ook de leidsche zon met matter glans zou doen stralen. In onzen studentenkring werden er enkelen aangetroffen, die wij gewoon waren de Tubingers te noemen. Zij verdedigden de resultaten der historische kritiek, welke verkondigd werden in de werken van F. G. Baur, hoogl. te Tubingen, en van zijn leerlingen Schwegler, Zeiler, Hilgenfelel en anderen.

Van prof. Kuenen hoorde men toen nog niet veel. Ewalol, Knobel en de Wette waren de geleerden, die als de meest-geavanceerde critici op 't gebied der oud-testamentiscbe inleiding en van de geschiedenis van Israël werden beschouwd. Wij lazen toen nog veel in Hengstenberg en Keil. Maar veel meer hielden ons de denkbeelden der Tubingers bezig. Het boek van Heinrich Lang „Ein Gang durch die Christliche Welt," de Brieven over den Bijbel van Busken Huet, Garl Schwarz's boek: Zur jungsten Theologie en andere werken brachten in meer populairen vorm de kritiek der tubingsche school onder onze oogen, en menigmalen hebben wij gevreesd, dat de stroom der kritiek den historischen bodem der Chr Kerk zou ondermijnen en wegslepen.

Wat, tegelijk met deze schijnbaar zoo streng historische school, het overgeleverd kerkelijk stelsel bedreigde, was de invloed van prof. Opzoomer. Hij is thans een schaduw van hetgeen hij was vóór 30 jaren. Toen was de toespraak, waarmeê bij jaarlijks in 't groot auditorium voor honderde studenten zijn lessen opende, een événement —