VERPLICHT HULPPREDIKERSCHAP.

kan het geneesmiddel worden voor de kwaal, hierboven besproken.

Het zij mij echter vergund, juist om het gewicht der zaak, eenige bedenkingen en opmerkingen in het midden te brengen, die mij bij de lezing en overdenking Uwer Memorie voor den geest kwamen.

Mijne bedenkingen zijn tweeërlei; vooreerst wat betreft den duur, en ten tweede wat betreft de regeling van dat hulppredikerschap.

Wat den duur betreft: U wilt, dat die op een half jaar zal bepaald worden.

Het komt mij voor, dat dit tijdperk te kort is om eenigzins in de gelegenheid te zijn zich in de practijk te oefenen , ten minste wanneer het zal moeten geschieden op de door U voorgestelde wijze, namelijk onder de leiding, en in het arbeidsveld van één predikant.

In één half jaar zijn 26 Zondagen. Neem aan, dat de predikant zijn hulpprediker om den anderen Zondag een preekbeurt laat vervullen. Dan wordt toch door dien hulpprediker slechts 13 malen gepreekt, wat niet zooveel verschilt van het door U genoemde getal (10 maal). Verder zal het nog de vraag zijn , of de gemeente van zulk een herhaaldelijk optreden van een hulpprediker gediend zal zyn, en of een ijverig predikant lust zal gevoelen zóó dikwijls den kansel at te staan aan een jong en nog onervaren man.

En wat het andere werk betreft, in de groote steden is ongetwijfeld in alle tijden van het jaar overvloedige gelegenheid, om te catechizeeren en huisbezoek te doen. Maar op het platteland is dit zoo niet. In den winter zullen gewooulijk de catechisatiën in vollen gang zyn, maar komt er van huisbezoek niet veel, terwijl omgekeerd in den zomer gewoonlijk bijna alle katechisatiën stil staan, maar het huisbezoek, vooral in voor- en najaar drukker is.