VERPLICHT HULPPREDIKERSCHAP.

Wanneer nu een proponent, die in het najaar zijn examen deed, een half jaar hulpprediker zijn moet op een dorp, dan zal hij wel gelegenheid hebben zich te oefenen in catechizeeren, maar niet zooveel in huisbezoek; terwijl omgekeerd hij, die zijn examen in het voorjaar doet, meer gelegenheid tot huisbezoek zal vinden, maar niet of bijna niet tot katechizeeren.

Ook moet er rekening gehouden worden, m. i. met den tijd des jaars wat de prediking betreft. Hij, die in den winter en het voorjaar zijn hulppredikerschap waarneemt, zal het Kerstfeest, de lijdensweken, het Paaschfeest en misschien ook het Pinksterfeest meê beleven, en dus voortdurend stoffen uit „het kerkelijk jaar" te behandelen hebben. Hij die echter in den zomer zyn werk vervult, zal bijna geheel van die onderwerpen verstoken zijn, maar zich daarentegen meer in vrije stoffen kunnen bewegen.

Met het oog op dit verschil in het werk wat het ééne en het andere deel van het jaar betreft, komt het mij voor, dat het hulppredikerschap niet korter dan een geheel jaar mag duren. Dan heeft de jonge man gelegenheid om de verschillende deelen van het herderlijk werk achtereenvolgens te leeren kennen; hij kan een geheelen wintercursus van katechisatiën, tot en met het afleggen der belijdenis en de bevestiging der lidmaten meê doormaken. Hij heeft gelegenheid al de feeststoffen te behandelen en ook voldoende gelegenheid zich in vrije stoffen te oefenen. Hij kan de menschen bezoeken in den nazomer of het voorjaar, en heeft allicht in den loop van dat jaar gelegenheid tot ziekenbezoek en het bijwonen eener begrafenis.

„Maar'' — zal men zeggen, — „dan wordt de duur der studie al weêr verlengd."

Dit bezwaar kan m. i. worden weggenomen door de

06*