KRONIEK.

vast in de schoenen te staan, en een weinig gebukt en gedrukt te zijn onder al den arbeid, dien hij zou kunnen verrichten. Het heeft ons gespeten, dat hij zoo uiterst koel bleef, waar hij werd gewezen op de noodzakelijkheid, om onze groote volkszonden, de dronkenschap en de ontucht, te beteugelen.

Ook bevredigde hij er weinigen door hetgeen hij zeide te kunnen doen tegenover de werkstakingen, en het geweld, waarmeê deze bedenkelijke manifestaties in de laatste weken gepaard gaan. Den indruk van kracht maakte deze Minister niet.

Wij zouden gaarne over enkele onderdeelen spreken van de gevoerde beraadslagingen in de Tweede Kamer. Vooral op de rede van den Heer de Savornin Lohman betreffende het onderwijs zouden wij de aandacht willen vestigen. Zij kwam ons voor zeer gewichtig te zijn, en kan vergeleken worden bij het dof gerommel van een onweêr, dat nog ver verwijderd is, maar dat plotseling boven onze hoofden los kan breken, als „de wind er onder komt." Wierden de denkbeelden van den Heer Lohman, in bedoelde rede ontwikkeld, ooit verwezenlijkt, dan zouden wij 't een groote ramp achten voor ons vaderland. — Doch, wij kunnen er nu niet langer bij stilstaan.

Wat onze aandacht in hooge mate heeft getroffen? Het was 't stilzwijgen, dat door één Kamerlid in acht genomen werd, dat anders over vele onderwerpen veel te zeggen weet. Wij denken aan Dr. Schaepman. Aan de algemeene beraadslagingen nam hij geen deel. Hij zweeg, toen het onderwijs in al zijn vertakkingen ter sprake kwam, en liet den Heer Everts het woord voeren. Hij gaf geen geestigheid ten beste voor de nieuwe geweren, en geen toast op ons indisch leger. Zou deze volksvertegenwoordiger gemuilband zijn door zijn kerke-