HET PIËTISME EN HET METHODISME,

Moeielijk kunnen we ons naar eisch voorstellen, welk een indruk deze eerlijke, trouwhartige, ernstige woorden maakten. Dat was nu geen kerkelijke, strijdlustige Goliath, die de aarde onder zijn dogmatisch wapentuig dreunen deed; dat was geen man, die u wou winnen voor zijn opvatting — maar dat was iemand, die tot het geweten zich richtte; wien het te doen was om het behoud der zielen. Ja, zóó opgevat, had de vreeze Gods beteekenis en waarde. Dan was zij welgemeend en oprecht. Men gevoelde het, daar moest het heen, daartoe moest het komen. Een trilling ging door de harten. Er kwam een ontwaken; in allerlei kringen, onder alle standen. Eenvoudige zonen en dochteren des volks vouwden ootmoedig de grove handen tot het hartelijk gebed, en menige telg van adelijken en vorstelijken huize legde de sierlijke kleeding af, en bezocht niet meer de plaatsen des onheiligen vermaaks. Van stad tot stad, van provincie tot provincie plantte zich de beweging voort. Men kwam samen tot de collegia piëtatis; men bad, men zuchtte, men dankte, men getuigde — en het nieuwe en toch oude lied der verlossing klonk uit duizenden blijde harten en monden.

Het zou zeer bevreemdend zijn, indien bij deze aldus „opgewekte" menschen niet de vraag was opgekomen: wat kunnen wij doen, om het evangelie te brengen tot hen, die het ganschelijk nog niet kennen? Een eigenaardigheid toch van het piëtisme is, dat het gedrongen wordt zich meê te deelen. Tal van merkwaardige bijzonderheden zijn daarvan opgeteekend. Indien wij bijv. het zeer belangrijk leven lezen van Assmann, welks uitgave is bezorgd door den beroemden Ernst Moritz Arndt, dan worden wij telkens getroffen door de vrijmoedigheid, waarmeê, tijdig en ontijdig, door de piëtisten overal werd aangedrongen op bekeering. Hoe zouden zij dan