HET BLOEDWONDER TE NAPELS.

er pas een „Hostie-mirakel" weder heeft gecelebreerd, waarvan zelfs de datum in de overgeleverde verhalen onzeker is, terwijl het eerst honderd jaren nadat het gebeurd zou zijn werd te boek gesteld en een tijdgenoot als de Beka er in zijn Kroniek van de Utrechtsche Bisschoppen geen woord van rept.

J. J. VAN TOORENENBERGEN.

Wat hier verhaald wordt werd niet vertoond in het jaar 89 n. C., maar den 4<*en Mei van het jaar 1889, en niet in het heidensche Athene of in het heidensche Rome , maar in de roomsch-katholieke, dus christelijke stad Napels.

In den Dom stelt een feeststoet, die uit priesters en leeken bestaat, zich op en daarbij heerscht eene door vroolijk gesprek getemperde deftigheid. Door de gewelven der Kerk wordt het donderend geklank gehoord van den nationalen kroningsmarsch, die o. a. als parademarsch gebruikelijk is. Het is in het Zuiden een eigenaardig verschijnsel dat er even als in de oudheid geen onderscheid gemaakt wordt tusschen wereldsche en geestelijke muziek. De deuren van den Dom gaan open, de processie treedt naar buiten. Het kruis voorop, dan geestelijken, dan de muziek, dan broederschappen van leeken in lange witte kleederen en eindelijk onder een zijden baldakijn St. Gennaro, t. w. zijne op een vergulden grond gedragen zilver-vergulde buste, bekleed met een mantel van gouddraad en getooid met eene van de kostbaarste edelgesteenten overladen bisschopsmuts, om den hals de kostbaarste gouden kettingen.

Zilveren en vergulde beelden der goden kende reeds de romeinsche oudheid, naar luid van niet weinige opschriften. Meestal waren zulke kunstgewrochten aan de