De jongste veldtocht van de Synode der Ned. Herv. Kerk op het gebied van het Beheer der Kerkelijke goederen en fondsen. 1886—1894.

II.

De Commissie, welke over de in 1890 ingezondene adressen en het jongste rechtsgeleerd advies had te rapporteeren, stelde een viertal vragen: 1° Is de Synode nu bevoegd tot beheersregeling? 2° Zoo neen, kan de Kerk haar die bevoegdheid geven? 3° Zoo ja, moet de Synode van deze bevoegdheid gebruik maken? 4° Zoo ja, op welke wijze moet zij thans de zaak regelen?

De eerste vraag werd door de meerderheid bevestigend, door de minderheid ontkennend beantwoord. De tweede vraag was voor de meerderheid overbodig; van de minderheid spraken twee leden het neen, doch één lid het ja uit. Bij de derde vraag stemden de meerderheid voor en twee leden tegen. Bij de vierde vraag verklaarden twee leden, dat zij voor zich de mogelijkheid van eenige regeling door de Synode niet konden inzien, al machtigde de Kerk haar hiertoe. Doch bij den grooten aandrang van velen wilden zij geen hinderpaal in den weg leggen, om eene poging tot oplossing der gerezen moeielijkheden en verschillen te ondernemen. Ten gevolge