DE JONGSTE VELDTOCHT ENZ.

kerkrechtelijk te stempelen tot eene kerkelijke bediening, hetgeen in de wetgeving der Kerk tot nu toe niet het geval was.

In hoofdzaak kwam hiermede een adres van Ds. P. J. D. van Slooten overeen. Maar van tegenovergestelden aard was een schrijven van het Alg. College, hetwelk in de verwerping der twee conclusiën van het rapport des voorgaanden jaars, en in de mededeeling hiervan, eene waardeering van zijn arbeid in den boezem der Synode zag; en de aandacht der Synode vestigde op het belang, dat — zoo mogelijk — door hare gewaardeerde medewerking de toetreding der gemeenten met vrij beheer aan zijne organisatie bevorderd werd door middelen, als de wijsheid der Synode oorbaar en gepast zou vinden. De Commissie, in wier handen deze adressen werden gesteld, was weder niet van één inzicht in de beheersquaestie, al stemde zij hierin overeen, dat het bedenkelijk zou zijn, om der Synode eene beheersregeling in haren geheelen omvang aan te raden. Zij bepaalde zich tot het aanbevelen van vijf veranderingen in bijzondere Regll. Twee hiervan konden de instemming der minderheid niet verkrijgen, die meer heil verwachtte van de medewerking met het Alg. College.

Droevig was het lot dier voorgestelde wetswijzigingen '). N° 1 en 2 werden verworpen, n° 3 werd door de Commissie ingetrokken, n° 4 en 5 werden, vermeerderd met een voorstel van Dr. van der Ven aangenomen. Doch ook dit drietal vond het volgende jaar zijne plaats in eene mand, welke aan de Synode groote diensten bewijst. Daarom zal ik kortheidshalve die voorgestelde wetswijzigingen maar niet noemen; zij zijn verschietende sterren geweest.

1) Syn. Hand. 1891, bl. 313—333.