DE JONGSTE VELDTOCHT ENZ.

van één gevoelen. De meerderheid meende , dat de Synode als hoogste Bestuurscollege, wilde zij haar zedelijk gezag niet verspelen, de verbintenis door haar het voorgaande jaar met het Alg. College aangegaan, niet mocht verbreken ; vooral niet, nu de omstandigheden geene verandering hadden ondergaan. De minderheid protesteerde hiertegen, en voegde bij het rapport hare afzonderlijke Nota's, waarin zij op zeer uiteenloopende gronden trachtte te betoogen, dat de Synode de regeling van het Beheer ter hand had te nemen , liefst door aan eene Commissie van 5 desbevoegden op te dragen, om vóór 1 Mei 1894 een Ontwerp-Regl. op het Beheer bij de Syn. Comm. in te dienen 1).

De meerderheid stelde aan de Synode voor om: „1° te handhaven het Besluit van 18 Aug. 1892; 2° aan de Class. Besturen op te dragen een onderzoek in te stellen naar den toestand van het Beheer der Kerk. goederen in hun Bessort, en daarvan mededeeling te doen aan de Synode des volgenden jaars. (Dit naar aanleiding van een voorstel van de Class. Verg. te Zwolle); 3° niet te treden in de overige verzoeken en voorstellen, in de ingekomene adressen gedaan.

De debatten 2) over een en ander waren lang van duur. Zij eindigden ten leste met het aannemen van al de 3 conclusiën van de meerderheid der rapporteerende Commissie met 11 tegen 8 stemmen.

Hierdoor had de Synode hare eere gered, door de belofte, ten vorigen jare aan het Alg. College gegeven, niet te verbreken maar te handhaven.

1) De Nota van Prof. Cannegieter beslaat 31 blaclz. druks, en werd gevolgd door eene tweede Nota van bijna 17 bladz. druks. Te vinden Syn. Hand. 1893 bl. 417—447 en bl. 452—468. '2) Syn. Hand. 1893 bl. 447—481 en 484—503. ■