IN HET LICHT DEH INWENDIGE ZENDING.

Neen, in het moeras van het godsdienstig, zedelijk, aesthetisch nihilisme, zooals het in het naturalisch beginsel is samengevat, ontluikt geen rozengaarde. „Het gedenkwaardig woord van Goethe : „alle tijdvakken , waarin het ongeloof zegeviert, ook al pralen zij een oogenblik met een schijn van luister, verdwijnen voor de nakomelingschap , omdat niemand zich afpijnigt met de bestudeering van het onvruchtbare" — dat woord heeft ook hier kracht. Wanneer deze naturalistische dichters teekenen zijn van een morgenrood, dan kan 't slechts een droevig morgenrood wezen, waarvan de Heer zegt, dat het storm aankondigt; geen leeuweriken van een lentedag van duitsche kunst, maar wel stormvogels van de duitsche revolutie kunnen zij zijn, van de revolutie, die erger, en meer verwoestend dan er ooit eene is geweest, reeds lang dreigend hangt aan den hemel; want wanneer die wereldbeschouwing, welke in deze drama's verkondigd wordt, in Duitschland mocht doordringen, dan zou ook de dag gekomen zijn, die onze geheele duitschchristelijke beschaving in onheilige vlammen zou doen opgaan.

Nu, wij zijn, Gode zij dank! zoo ver nog niet. De moderne, dichterlijke letterkunde is toch niet de eenige spiegel van ons nationaal geestesleven, en het naturalistisch drama niet het eenige phenomeen van onze dichterlijke letterkunde. Nog worstelen de lichte en de donkere geesten om het hart van ons duitsche volk; nog zijn wij niet ontkerstend en heidensch geworden als de profeten van het naturalisme het gaarne zouden willen, en doen voorkomen. Maar wanneer ooit het woord van den apostel van toepassing was: Wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de machten en geweldhebbers dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht — dan is het nu.