K E O N I E K'i

we een da capo van 1869 beleefden, tot ten leste de droite officieus verklaarde zich van de anti-revolutionaire partij af te scheiden."

Zoo schetst Be Standaard het jongste verleden der verdeeldheid. Wat denkt zij nu van de toekomst?

Dat deze verwijdering blijvend zou moeten zijn, weigert zij te gelooven.

//Reeds nu is merkbaar, zegt zij, hoe ook deze broederen, door den onweerstaanbaren drang der tijden gedreven en gedrongen, ten slotte hun vroeger standpunt in zake kiesrecht en sociale nooden minder strak zullen volhouden; en is eenmaal de mijlpaal bereikt, waarbij de nieuwe toestand ingaat, dan stellen we genoegzaam vertrouwen in de saambindende kracht van het Christelijk geloof, om straks weer op saamwerking, en dan op beter geregelden voet, te durven hopen."

Maar voorshands, Be Standaard erkent het, heeft men den toestand te aanvaarden, gelijk die is, en er zich in te verheugen, dat de gesepareerde broederen niet, als de wijkenden van 1869, zich uit den politieken strijd terugtrekken, maar dien op eigen gelegenheid wenschen voort te zetten.

Misschien, zoo gist het blad, dat hun eigen ontwikkeling er zelfs door gezonder wordt en in punten, die de geschillen uit het verleden niet raken, wederzijdsche steun het gevolg is.

Dat de scheuring formeel gegrond werd op de aanklacht, dat de voorzitter van het centraal comité, door onwil tot saamwerking, die saamwerking onmogelijk had gemaakt, is een onrecht, den persoon van den voorzitter, naar Be Standaard meent te weten, tegen alle waarheid in aangedaan. Maar om dit persoonlijk grievende ga niemand voort, vermaant zij, den toestand te vergiftigen of ook de wederzijdsche verhoudingen te bederven.

In de politiek moet men op zulke ervaringen voorbereid zijn; het geloof maant tot vergevensgezindheid en daarom mag ondersteld , zegt het blad, dat ook de voorzitter van het centraal comité //tot het willig dragen en verdragen van dit min aangename be-

Slemmen v. W. en Fr. 1895. 57