DRIEËRLEI GROOTHEID.

lijke of geestelijke grootheden, die hierop geene betrekking hebben, want zij doen er niets aan toe noch af. Zij worden gezien van God en van de engelen en niet van de lichamen of van de onderzoekende geesten. God is hun genoeg.

Archimedes zou zonder uitwendigen glans evenzeer in vereering zijn geweest. Hij gaf voor de oogen geene veldslagen, maar hij schonk aan al de geesten zijne uitvindingen. O, hoe heeft hij geschitterd voor de geesten!

Jezus Christus, zonder aardsche goederen en zonder eenige openbaring van wetenschap naar buiten, behoort tot zijne orde van heiligheid. Hij heeft geene uitvinding gedaan, Hij heeft niet geregeerd, maar Hij is geweest nederig, geduldig, heilig, heilig voor God, te duchten voor de duivelen, zonder eenige zonde. O, hoe is Hij verschenen in groote pracht en in eene wondervolle heerlijkheid voor de oogen van het hart, die de wijsheid zien!

Onnoodig zou het voor Archimedes geweest zijn zich in zijne meetkundige boeken als vorst te vertoonen, ofschoon hij het was.

Om in zijn rijk van heiligheid te schitteren zou het onnoodig geweest zijn voor onzen Heer Jezus Christus als koning te komen, maar wel is Hij daar verschenen met den glans van zijne orde.

Het is zeker belachelijk zich aan de geringheid van Jezus Christus te ergeren, als ware deze geringheid van dezelfde orde als de grootheid, die Hij kwam openbaren.

Men beschouwe die grootheid in zijn leven, in zijn lijden, in zijn vergeten staat, in zijn dood, in de verkiezing der zijnen, in hun verlaten van Hem, in zijne geheime opstanding en in het overige; men zal zien, dat zij zóó groot is, dat men geene reden zal hebben om zich aan eene geringheid te ergeren, die er niet in is.

Maar er zijn er die slechts vleeschelijke grootheden