DRIEËRLEI GROOTHEID.

der aanvangswoorden „de oneindige afstand'' bij zich zelve met zekere verrukking zeggen: „la distance infinie!" als om den ouden en geliefden bekende, hun immer welkom, te begroeten, kunnen in een verloren oogenblik deze bladzijden doorloopen, en zullen genieten, al vinden zij weinig nieuws; zoo althans hun genot niet bedorven wordt door „den oneindigen afstand," die daar is tusschen de Gedachte en hetgeen over haar geschreven hun wordt aangeboden! Van de meesten echter, wien zij nog eene vreemde of zoo goed als eene vreemde is, vraagt zij een langen winteravond buiten den gezelligen kring of een langen zomermorgen in de stilte der natuur, en ... vrij wat inspanning van den geest; vordert zij al aanstonds, dat zij, wel verre van haar even met de oogen te doorlezen, haar overluid, op den waren toon, met den noodigen nadruk en in den vereischten gang leeren lezen, ten einde een eersten diepliggenden indruk te ontvangen, op welken degelijke overleggingen volgen kunnen, diepe en hooge, ja van de hoogste gedachten, in welke eene ziel zich verliezende gevoelt, dat zij waarlijk leeft.

Of is misschien Pascal, of zijn misschien althans deze regelen, door hem geschreven op het eerste het beste stuk papier, dat hem ter hand kwam, zooveel moeite en inspanning onwaardig?... Er is meer dan één, er zijn vele bevoegde getuigen, die ze hoog waardeeren. Prof. Quack, onder ons een der meest vertrouwden van PortRoyal en van Pascal, verklaart nadrukkelijk : „Die woorden kunnen nooit genoeg worden gelezen en bepeinsd (2)". En Vinet, dien hij gelijk alle vrienden van Pascal gaarne als zijn meerdere erkennen zal „kan niet met stilzwijgen de onsterfelijke bladzijde voorbijgaan, waarop hij sprekende van Dien, die op aarde de idee der waarachtige grootheid verwerkelijkt heeft, ons de trappen aller grootheid doet opstijgen" (3). Voegt daarbij nu nog de onverdachte