DRIEËRLEI GROOTHEID.

als wij eens Nourrisson volgden, waar hij zegt (37): „de liefde van welke het hart het brandpunt is, omvattende te zamen èn God èn de mensehen — dat heet la cJiaritéV'l Zoo denkt ook Havet (38): „de God van Pascal is niet enkel begrip, maar liefde. Eene verheffing des harten bereikt Hem beter dan alle inspanning.'' Wat dunkt u dan van deze bepaling der drie sferen: van het vleesch, van het hoofd, en... van het hart?

Wel schijnen wij alzoo af te wijken van de beschouwing en bepaling door den diepzinnigen Neander gegeven (39), die wel minder juist van drie standpunten sprekende, tot op zekere hoogte terecht opmerkt: „Naast Cartesius den man van het cogito (ik denk) staat Pascal de man van het volo (ik wil).'' Nochtans (wij zullen weldra gelegenheid hebben het op te merken, als wij tot Cartesius terugkeeren), niet alleen dat Cartesius om het cogito het volo niet ten eenenmale over 't hoofd zag, maar het volo werd veel dieper dan door hem, door Pascal opgevat. Ja, bij dezen zou men ook de derde orde die van het willen kunnen heeten, maar hij voelde diep, dat zij daarom juist de orde der vrijheid en... dat liefhebben de daad der ware, der hoogste vrijheid is, waarom zij terecht de orde der liefde door hem genaamd wordt. Ook vloeien in haar heiligheid en wijsheid met de liefde ineen, want die de zonde doet is een slaaf, en die liefheeft doet de zonde niet; ook bezit die liefheeft de hoogste wijsheid. Dwale hij nog in menig stuk zijner kennis, in zijn zijn dwaalt hij niet. God die de liefde is, is volstrekt vrij, wijs en heilig. — Dat zoodanige voorstelling Pascal voor den geest zweefde , getuigt deze zijne merkwaardige Gedachte (XXVIII: 22): „Er zijn drie rangen der dingen: het vleesch, de geest, de wil. De vleeschelijken zijn de rijken, de koningen; hun doel is het lichaam. De weetgierigen en geleerden; zij hebben ten doel den geest. De wijzen: