DRIEËRLEI GROOTHEID.

Zeker, er zouden boekdeelen noodig zijn, of, laat ons liever zeggen, al wierden er boekdeelen geschreven, wie op zoo geheel verschillend standpunt staan als Pascal aan de eene, en Voltaire, Condorcet en Tissotaan de andere zjjde — zij zouden er niet nader door tot elkander komen. Indien abstraheeren, altijd maar weêr en altijd weêr fijner, met vermijding van alles wat naar concrete voorstelling schijnt te gelijken, tot de kennis der waarheid leidt, dan heeft de School gelijk en Pascal, alles behalve een schoolsch wijsgeer, ongelijk; maar 't staat te bezien of Pascal niet juist de School in haar zwak heeft aangetast; en er verheffen zich tegenwoordig stemmen, die doen vermoeden, dat de Wetenschap, ondanks al haar prijzenswaardigen ijver, ook nog door Pascal geleerd, hare methode zal dienen te wijzigen, wil zij niet dat hare vurigste vereerders haar voor bankroet verklaren. Profetisch heeft reeds Steffens, Hoogleeraar te Berlijn (f 1845) in eene voordracht, die hij 27 April 1837 in de Akademie van Wetenschappen gehouden heeft, gezegd: „Men kan loochenen, dat hij (Pascal) een wijsgeer was; althans was hij geen wijsgeer der School; maar van de wijsbegeerte in eminenten zin, van hare hoogste taak was hij dieper doordrongen dan Cartesius. Men sou dwalen (ik cursiveer) als men deze Idee der Liefde — voor Pascal het middelpunt, waarin alle zijn rust — zoo wat als een bloot gevoel, dat hennen, dus alle denken uitsloot, beschouwde.'1''

Ook de taal, waarin Pascal zijne denkbeelden uitdrukt draagt een ander kenmerk dan die der overige wijsgeeren. Tissot heeft zeer juist het punt van verschil opgemerkt en aangewezen, als hij zegt: „de waarheid is dat het woord afstand oneigenlijk is, dat het gesteld is voor verschil.'" Van dusgenaamde oneigenlijke uitdrukkingen maakt Pascal ruim gebruik. Maar welk wijsgeer, hoe abstract ook, blijft er buiten (49)? ja van oneigenlijke