KRONIEK.

veer de kleinste van allen, en wij moeten onze groote mannen voor de kleine plaatsen bewaren.

„Een ander broeder wordt voor Ierland verlangd. Zij hebben er reeds een vermoord, en twee tot volslagen invaliden gemaakt. Hier, Smith, gij ziet er taai uit; reis gij af naar de moerassen. Kom weder met uw schild — of op uw schild!

„Een extra-goed broeder wordt uit Schotland aan ons gevraagd. Hij moet gezond in 't geloof zijn, en in staat van een pond sterling in de week te leven; mijn vroegere broeder Snooks, wilt gij het land „van koek en heide" beproeven? Ja, ik weet, dat gij minder van noode heb dan iemand anders in 't college; gij leefdet van ruim twee gulden in de week, eer gij hier kwaamt. Wordt gij nog magerder, dan moet gij terstond terug komen, om een weinig engelsch rundvleesch en plumpudding te halen.

„Mijne heeren! Hier is een andere brief van een zeer oude gemeente in Puddleton. Zij beeft nu zestien weken achtereen telkens een anderen voorganger gehad. Bedenkt, dat het een hyperkalvinistische gemeente is, en minstens zestien onzen in een pond verlangt. Wie wil als vrijwilliger heengaan? Black is de man. Ga, mijn Broeder, maar wees voorzichtig als de slangen, en oprecht als de duiven. Houd u inmiddels vast met beide handen; worden zij moede, houd u dan met de tanden vast; en laten ook zij los, dan blijft gij hangen aan uw wenkbrauwen."

„Nadat de blieven behandeld waren, en wij gezamelijk overgingen tot het gebruiken van de thee, kwamen de mannen, die raad verlangden. Eenigen waren in kommer, anderen in vroolijkheid, en de president hoorde geduldig al hun mededeelingen aan; nu eens lachte hij, en dan weder weende hij. Eindelijk was hij klaar: „van het werken moede, „maar het werk-zelf niet moê." Zijn vroolijke Stem sterft van lieverleê weg, als hg de trap naar zijn