DRIEËRLEI GROOTHEID.

barenden geest niet in 't oog en bemerken niets van zijn opgaan en nedergaan, schijnbaar terugtreden en altijd voortgaan op den weg dien hij zich heeft afgebakend. Maar wie zoo gelukkig zijn, dat hiervoor hunne oogen opengingen, ervaren, wat lichtere lectuur niet kan geven, bij die van zwaarder gehalte als deze van Pascals Gedachten: eene zekere weldadige verzadiging en toch een gevoel, dat de voorraadschuur, waaruit zij verzadigd werden, niet ledig wordt. Daarom leggen zij eene Gedachte als die van de „drieërlei grootheid" nooit voor goed ter zijde.

Wie echter alzoo Pascal weten te waardeeren — en ik vertrouw dat er zoodanigen onder mijne lezers zijn zullen, — willen zich zeker thans eenige rekenschap geven van den indruk, door een schrijver als hij gemaakt, en zullen gaarne, vooral ook in onze Gedachte, hem als meester van den stijl bewonderen (73).

Als meester van den stijl werd Pascal nu reeds meer dan twee eeuwen lang erkend, ja als schepper van den Franschen stijl. Wel had hij verplichting aan voorgangers als aan Amyot, den Bisschop van Auxerre in de zestiende eeuw, die Plutarchus vertalende, den woordenschat zeer verrijkt had; of aan Malherbe, die bij het volk ter school gaande de taal hervormde; ook aan degenen die in de Akademie of in de salons aan het Fransche taaleigen den stempel gaven; en niet minder aan de romans van MadIle Scudéry en aan de Balzacs en Voitures; wêl lag het instrument dus gereed — maar gedachte en woord dreven nog hunne zaken afzonderlijk — en de virtuoos liet zich wachten, totdat hij opstond in Blaise Pascal.

Wat is dan toch stijl? Dr. A. Pierson (74) heeft met een woord, dat hij van Pascal zeiven herkomstig acht,