KRONIEK.

eeredienst, die, volgens onze overtuiging, indruist tegen Gods Woord. Dat verval zal men dan niet te wijten hebben aan ons, maar aan de Rijksadviseurs, die ons willen doen medewerken tot' het doen herleven van een verleden, dat wij niet terug verlangen.

A. W. Bronsveld.

Utrecht, op den sterfdag van John Milton, den schrijver van Eihonoklastes.

AANHANGSEL.

Nadat het bovenstaande was geschreven lazen wij het hier volgende, dat voorkomt'in de Maasbode. De N. Rott. Courant, die ons een „protestantisme op zijn smalst" toekent, kan het hart ophalen aan deze taal van een bondgenoot in het vernederen van het protestantisme, en het restaureeren der priesterkerken.

„Schitterende eenheid, niet waar, welke zich vertoonde en zelfs het onderwerp van debat tot een leugen maakte, want er was geen sprake van „Protestantsche" kerken, 't Waren Roomsche kerken, voor drie eeuwen aan Rome ontstolen door mannen, die den Heere vreesden en de priesters ophingen aan boomen of aan de toppen der masten. Die diefstal zal nooit weg te redeneeren, zelfs niet weg te liegen zijn. De steenen zullen hier blijven spreken en blijven protesteeren tegen den heiligschennenden roof, gegrond op „Gods Woord". Al maakt men de Roomsche details weg, de hoofdlijnen dienen zelfs volgens den heer Posthumus Meyes Roomsch te blijven. Wilt ge het Roomsche in die kerken vernietigen, ge zult ze moeten afbreken.

Dat zou dr. Bronsveld dan ook liefst willen. Hij is tegen alle restauratie. De kerken moeten dus in puin vallen. En zoo vol is deze man van „het oordeel van God den Heer", dat hij het zelf wel zou willen uitvoeren, op het dak klimmen en pannen en steenen en balken uitrukken en naar beneden werpen.

Dr. Bronsveld beeldstormer! Ja, dat is het ware karakter van dezen man van Waarheid en Vrede. Al gunt hij dr. Kuyper het licht niet in diens oogen, hij jubelt hem toe, als zijn doodvijand den geest der Brielsche Geuzen oproept en het martelaarscauailje der 16e eeuw tot voorbeelden maakt voor het volk der 19e.