EEN ECHO VAN LÜTHER's WOORDEN.

kroon mijns Konings der heerlijkheid. Ik heb mijn leer van Gods genade niet alleen uit den hemel ontvangen, maar ook vóór Eenen ontvangen, die met zijn kleinste vinger meer vermag dan duizend pausen, koningen, vorsten en doctoren. De koning scheldt mij, dat ik uit haat en nijd tegen den paus heb geschreven, dat ik een kribbebijter en een pronker ben. Hiermee heeft hij geen klein stuk van zijn boekje volgekregen en dat kan men hem ook niet kwalijk nemen. Wat zou de arme man doen, die gaarne wou schrijven, en hij wist niets! Hij moest wel fierlefansen en zoo met de woorden rondspringen, opdat de menschen zijn bedoeling vatten zouden, n.1. dat hij een boek heeft willen schrijven.

Door Gods genade zijn de boeken van veel kerkvaders en conciliën verloren geraakt.

Uwe predikers zouden nu niets te prediken hebben als Luthers boeken er niet waren. Want hun boekje met preeken en alles wat vroeger op den kansel werd uitgegalmd, laten zij nu netjes onder de bank liggen, om nu tegen ons over het geloof en de goede werken te prediken, waarvan men vroeger niets hoorde of wist.

Sommigen meenen dat het schrijven een licht, gering werkje is, maar dat geharnast te paard te zitten, hitte, vorst, stof en ander ongemak te lijden, dat dat eerst werk is. Nu ja, dat is het oude, gewone, alledaagsche liedje: niemand ziet waar bij zijn buurman de schoen drukt; iedereen voelt zijn eigen moeilijkheid en gaapt naar 't moois van zijn naaste.

Daarom zou ik haast wenschen, dat al mijn boeken tien el onder den grond begraven waren, alleen om der wille van het siechte voorbeeld, daar mij nu ieder wil navolgen met veel boeken te schrijven, om daardoor beroemd te worden.