LOUIS COUPERUS.

„„Het Lam, dat offer was, „is waardig, macht en weelde, wijsheid, kracht „en eere en roem en lof te ontvangen!"

En

wat schepsel was in hemel en op aard, en onder aard, op zee en onder zee, hoorde ik er juichen:

„Lof en roem en eere „en kracht aan Die ten troon gezeten is, aan 't Offerlam, der Eeuwen Eeuwigheid!" Het viertal dieren zeide er: „Amen!"

De Ouden

verzonken knielend neer en baden aan . . . ." Couperus als Prozaïst.

In „Orchideeën" vinden wij naast de beoordeelde gedichten de eerste en, naar wij meenen, de vroegste prozastukken van den schrijver. Reeds onmiddellijk laat hij hier zich kennen als een geoefend stylist in: „Het huis bij den Dom" en in: „Een middag bij Vespaziano." Wij vinden hier reeds verrukkelijke bladzijden en bewonderenswaardige zinnen. Als proeve diene het volgende, („Orchideeën", Pag: 62,) waar het studeervertrek van Petrarca beschreven wordt:

„Dit studeervertrek was eene ruime zaal, die met eene deur en twee boogramen toegang en uitzicht naar buiten gaf. Een park strekte zich daar uit, zoo ruim, dat het gewoel der straten den rustverlangenden denker nimmer hinderen zou. Groepen van laurier- en olijfboomen overschaduwden er dichte en hoog-opgewassen myrten-, oranje- en jasmijnenboschjens, die bij iederen zucht van het windjen hunne smettelooze bloesemsneeuw in het rond verspreidden, terwijl purperen en bleekgele rozenmassaas zich als reusachtige ruikers uit al dit wit opbeurden. Ter rechterzijde verhieven zich de torens en kerkspitsen der stad in wolkenloos azuur; liet men echter den blik meer