LOUIS COUPERUS.

in zijn jonge armen, verpletterde hem daarna aan hare bloote borst. Zij voelde zich een maagd en als een moeder samen. Maar toen hij zich vastklampte in wilde wanhoopspassie aan haar, voelde zij zich niets dan minnares. Zij wist, dat hij haar laatste liefde zou zijn. Zij was er trots weemoedig om en helsch gelukkig om. Als hagel kletterden hare zoenen op zijne oogen neder...."

Later heeft deze handtastelijke vriendin de groote onbescheidenheid in haar eigen hótel te Lipara, letterlijk onder de oogen van haar man en van de geheele hofhouding, met Othomar afschuwelijk in een serre te zitten flirten en een rendez-vous af te spreken op de kamers van een adjudant. Zij bezoedelt den prins met haar hartstocht, dat hij er zelf van walgt. („Gids Nov. 1893" pag. 207.) „Soms kreeg hij lust, die vrouw, die hem toch met hare vreemde ziel liefhad, en hare liefde niet veinsde, van zich af te stooten, haar te trappen, te slaan. Zijn temperament, was niet voor zoo brutalen hartstocht, het was, of zij schudde aan zijn zenuwen, hij walgde soms van haar." Eerst langzaam krijgt hij den moed, zich aan haar invloed te onttrekken. Zij tracht haar bekoring nog eenmaal te doen gelden, als hij ziek ligt, bij gelegenheid van den plechtigen Handkus der keizerin, zelfs in de zalen van het Impériaal, maar schrijft eindelijk, teleurgesteld, levensmoede, als de prins verloofd is met Valérie, in haar dagboek („Gids Dec. 1893'' pag. 418 enz.) „Lieve liefde van mijn hart, gij waart de laatste zonde; een rijk wacht u, een kroon, een scepter, een keizerin. God wil het zoo. Mijn zondig leven heb ik gebiecht aan mijn heiligen biechtvader. O de zoetheid van absolutie en de extaze van gebed. Mijn dierbaarste wensch is oud te mogen worden in het klooster der Ursulinen en er geheel af te kunnen sterven van de wereld."

Valérie en prins Leopold Von Lohe Obkowitz.