LOUIS COUPERUS.

breidde, op een tafel, met wit fluweelen kleed, als altaar, een groot, verguld crucifix, tusschen luchters, ontfermend, twee kruisarraen uit.

Den degen in den arm, roerloos als de wapenrustingen aan den muur stonden vier ridders van St. Ladislas, den blauwen mantel om, twee aan twee, aan iedere zijde van de katafalk.

Een zachte geur van bloemen woei om. Om de katafalk heen stapelden zich de kransen op in cirkels van alles wat wit bloesemt; de aroom van violen geurde het hoogst.

Zij waren gezeten: de keizer, 'de keizerin en hunnne vier kinderen. Langzaam kwam de aartsbisschop binnen met zijne priesters en koorknapen. Toen knielden de vorsten op kussens voor hunne zetels neêr. De prelaat las de lijkmis en het Latijn van het Kyrie- Eleison en het Agnus Dei smeekte voor Berengars kleine ziel te midden der zielen van het vagevuur, trilde zacht door de immense zaal, wolkte met den geur der bloemen mede over het roerlooze, ooggeslotene gezicht van het keizerlijke kind..."

„Majesteit" is een chef d'oeuvre, even hoog staande als „Eline Vere." Voor Eline Vere's personen mogen we meer sympathie gevoelen, omdat zij dichter bij ons staan, als menschen van denzelfden maatschappelijken kring, maar de vorstelijke personages van Majesteit imponeeren ons door heur sombere vreugde en luisterrijke smart, met eerbiedwekkend gezag.

Het boek echter heeft ook de volmaaktheid niet bereikt; het laat ons in sommige opzichten onvoldaan; het veredelt ons niet. Zoo als Wolfgang zegt, in zijn Spectator-critiek: „De auteur coquetteert met ons, houdt ons bezig, maar vervult ons geen oogenblik met ernst." Het boek is spel, schoon spel. Den godsdienst tot zuivere ceremonie verlaagd en met de moraal gespeeld te zien , hindert opnieuw. Sommige scènes zijn walgelijk, andere kinderachtig. Othomar en Valérie in het water met elkaar zich verzoenend zijn ridicule kroonpretendenten. Zanti is een

10*