LOUIS COUPERU:-

Almaehtigen en Liefderijken Vader in den Hemel hebben leeren kennen, wij ergeren ons met velen aan de lasteringen, waarvan Couperus' werken vol zijn.

Hij mag het met Prof. Allard Pierson eens zijn, dat „sinds Galileï van de aarde heeft gezegd: „eppur simuove", voor onze verbeelding alles draait, de zon, de maan, de sterren, de hel, de hemel, Christus en God", maar wij zijn nog niet van plan om zijn scepticisme te beschouwen, als de spil, waarom de wereld draait , en kunnen niet anders dan waarschuwen voor zijn invloed.

Een bezwaar tegen Couperus uit wijsgeerig oogpunt. Couperus heeft zijn geloofsbelijdenis aan den kapstok gehangen en is op zijn manier philosoof geworden, de philosoof van het fatalisme.

Deze wijsbegeerte, in Indië bij Brahmanen en Boedhisten, in de oudheid bij Stoïcijnen en Epicuristen algemeen aangenomen, een tijd lang door het Christendom overvleugeld, door Spinoza helaas weer opgewarmd, is in deze eeuw, door het driemanschap van Schopenhauer, Hartmaun en Büchner, gemeen-goed geworden van de gedachtelooze meerderheid der beschaafden en a priori het standpunt van den eersten den besten boekenschrijver. Couperus staat op dit standpunt. Hij huldigt de leer van het noodlot. Niemand kan zich een denkbeeld maken, hoezeer de gedachte der fataliteit de pensée-maüresse van den schrijver is, of hij moet, evenals wij, eenigen tijd achter elkander geregeld studie van diens werken gemaakt hebben. Wij gelooven, dat de Heer Couperus zelf verbaasd zou staan, als hij eens al de noodlotstheorieën achter elkander zag uitgeschreven, die in zijn verschillende werken hem mogelijk onopzettelijk uit de pen zijn gevloeid. De auteur is letterlijk doordrongen van deze afschuwelijke leer, erger dan Napoleon en de Lesseps. Het boek „Noodlot" is de wolf, die in een