DB EERSTE APRIL.

Het is mijne onvoorzichtigheid om u aan knollen te herinneren van een spreekgestoelte van waar u gewoonlijk het fijnste letterkundig citroensap wordt aangeboden.

Dat ik u ten slotte naar eene rijmelarij van mijzelven deed luisteren, als naar een gedicht van iemand anders, was mijne April-fopperij.

Ten slotte rest mij, u voor uwe geduldige aandacht te danken en mijne blijdschap uit te spreken, dat niemand, waarvoor ik steeds bang was, heden de geestigheid zoover dreef, dat hij de lezing heeft doen afzeggen en mij beroofde van het genoegen u voor mij te zien.

Maart 1895. L. C. Schullee tot Peursum.