ANTWOORD AAN Dr. F. W. MERENS.

Hooggeachte Medebroeder!

Hoewel uw open brief, geplaatst in bet December Nommer van de „Stemmen voor Waarheid en Vrede", „de hedendaagsche confessioneele partij" (?) geldt, gelijk het opschrift aantoont, en dus niet, zoozeer mijn persoonlijk gevoelen, zoo wil ik toch u van antwoord dienen, omdat uwe bedenkingen aan mijn adres zijn gericht. Ik doe dit niet zoozeer, omdat ik mij geroepen gevoel, de „Confessioneele vereeniging" voor u te verdedigen, maar omdat het zijn nut kan hebben, dat wij de kwesties bespreken. Het komt mij toch voor, na het lezen van uw open brief, dat gij een eenzijdige voorstelling van de zaken geeft.

Mag ik u allereerst zeggen, welke over 't geheel genomen de indruk was, dien uw schrijven op mij maakte? Hij is deze: Dr. Merens heeft bezwaren tegen de „Confessioneelen" in 't algemeen, en nu heeft hij die tegen mijn persoon gericht, mede naar aanleiding van mijn referaat te Leeuwarden gehouden. In uw brief komt toch veel voor aan mijn adres, dat volgens uw eigen getuigenis door anderen is gezegd. Had het adres van uw „open brief'' eigenlijk niet moeten luiden: „aan Ds. J. Eringa en aan eenige anderen?" Die gedeelten van uw