KRONIEK.

Lente. — Opwekking onder studenten. — Ds. Eringa contra Dr. Meren s. — EenBoerenbond. — Een treurig Gids-nommer. — Ons tijdschrift. — Twee boeken over 't H. Land.

Het was geen diepe en lange slaap, waarin de natuur door den nu voorbij geganen winter is gedompeld geweest.

De herfst maakte geen haast om te vertrekken, en was zóó zachtzinnig gestemd, dat hij de aarde niet in sluimering bracht maar zeer lang .wakker en werkzaam hield. En de winter was haast geen winter. Slechts enkele weinige etmalen vertoonde hij zich in zijn waar karakter, en deed onze wateren stollen — maar toen de ijsfeesten zouden beginnen legde hij de teugels neder, en scheen zelf in te slapen, verlangende naar de lente.

En nu is zij gekomen op den dag af. Het is wonderlijk om het aan te zien, en te gevoelen, hoe blauw de hemel, en hoe warm de lucht is.

Wie denkt aan Maartsche buien ? Wij zitten den ganschen dag met de ramen hoog opgeschoven, en gaan langzaam voort in den zomerschen zonneschijn. Een groen waas vertoont zich over 't plantsoen, want overal schemeren grooter en kleiner half open bolsters door het donkere hout. De kastanje heeft dik gezwollen, glinsteStemmen v. W. en Vr. 1896. 2G