DE VERHOUDING VAN DEN EVANGELIEDIENAAR TOT DE

deel ook bij ons kon liggen. Als de menschen hardhoorig zijn, moet men wel luid en nadrukkelijk spreken. Er zijn bv. kringen, waarin een geestigheid niet anders dan onderstreept aan haar adres kan komen.

Maar de eigenlijke oorzaak van het verschijnsel, dat ons bezig houdt, ligt dieper. Laat ik haar thans noemen. Als de levende God wordt losgelaten, is het zeker gedaan met allen werkelijken godsdienst, maar dan is het niet gedaan met alle religiositeit, dan is het niet gedaan met de bijna nooit geheel stervende behoefte aan, den bijna nooit geheel stervenden drang naar vereeren. Deze onvervulde behoefte wendt zich nu tot, werpt zich nu op de natuur, de natuur in een van haar verschijnselen of de natuur in haar verborgen achtergrond en kern , de natuur gevoeld en gedacht als eenheid. Deze behoefte werpt zich op de natuur, zeide ik, de uitdrukking is misschien nbg te zwak, want er is hier inderdaad iets onstuimigs en stormachtigs, en dat niet maar toevallig, maar voortvloeiende uit het wezen der zaak. Men vraagt te veel van het eindige, men moet van het eindige te veel vragen, omdat men eeuwige behoeften heeft, en nu overvraagt men. Kardinaal Newman drukt het zoo goed uit in een van zijn preeken: 8wij mogen inderdaad geschapen dingen liefhebben met groote innigheid, maar als deze liefde gescheiden is van de liefde tot den Schepper, is zij als een stroom, geperst wordende door een eng kanaal: onstuimig, geweldig, troebel.'1'' Zoo is het en zoo is het op ieder gebied van kunst. Onkundigen hebben gestaan voor de schilderijen van \ Vincent van Gogh en zij hebben gezegd: deze man is krankzinnig, men had moeten zeggen: hier is de dronkenschap van het pantheïstisch natuurgevoel. Hier is een menschelijke ziel betooverd, dronken gemaakt, bedwelmd door de zwoelwulpsche natuur van midden-Frankrijk; de ziel van den