WAT BETEEKENT ART. 6 AL. 2 VAN HET

welke beteekenis de schrijver zelf aan zijne woorden wil toegekend hebben.

Van zulk eene correcte handelwijze zag ik onlangs een voorbeeld op staatkundig gebied. Laat ik het hier mededeelen. l)

In het wetsontwerp op de personeele belasting worden schilderijen niet onder het meubilair gerekend. Dit bracht in de afdeelingen der Eerste Kamer de vraag te berde: uitsluitend schilderijen in olieverf? Of ook aquarellen ? Ook pastelteekeningen? Ook etsen? Ook oleographieën? De volkstaal noemt alles wat omlijst is „een schilderij."

De Commissie van rapporteurs was in het bezit van een advies, haar welwillend verstrekt door een der leden van de redactie van het Ned. Woordenboek: Dr. A. Beets. Zijn advies kwam hierop neer: het woord schilderij kan in correcte opvatting en eigenlijk genomen niet anders beteekenen dan: schilderstuk, geschilderd tafereel, een voorstelling door middel van borstel of penseel met olieverf op paneel of doek gebracht. De benaming schilderij streng technisch opgevat, kan niet van toepassing wezen op voorstellingen met waterverf, sepia en dergelijke stoffen op papier gebracht, al is dit ook door middel van een penseel geschied. Maar opgemerkt moet worden, dat het algemeen spraakgebruik, inzonderheid dat der minder ontwikkelden, iedere voorstelling, die in een lijst aan den wand hangt, met den naam van schilderij bestempelt. Door meer beschaafden en ontwikkelden zal men evenwel het woord schilderij in de laatst vermelde toepassing, ten minste niet anders dan ter loops hooren bezigen. „In de taal eener wet zou

1) Alwie eene breedere mededeeling wil lezen, raadplege het Dagblad van Z. Holl. en 's Gravenhage Ho 81 van 4 April 1896.