HEILIGE HEBIJSJÜEKINGES.

Doedes, die toen nog, zoo als men zich herinneren zal, academiebeurten vervulde, Ds. M. üohen Stuurt, toen predikant bij de Utrechtsche remonstrantsche gemeente, en Ds. Beets.

Mijne vrienden en ik hebben allen in meerder of minder mate den invloed ondervonden, dien deze drie predikers hebben uitgeoefend.

Hoe Prof. Doedes predikte kan men slechts zeer onvolkomen afleiden uit de leerredenen, welke hij in het licht gezonden heeft. Voorzeker, men ziet er uit, hoe puntig, hoe vernuftig, hoe ernstig zijne prediking was. Voor sommige leden der Utrechtsche gemeente was hij zelfs niet „ernstig" genoeg, want men kón, hem hoorende, soms een glimlach niet onderdrukken.

Doch er was in zijn wijze van voordracht iets ongemeen oorspronkelijks, iets zeer levendigs, dat tot luisteren dwong. Zelden zag ik iemand zoo fier en zoo vrij op den kansel staan. We! bemerkte men aan zijn leerredenen bij toeneming, dat de spreker niet meer in levendig verkeer stond met de gemeente; het polemisch element kreeg wel eens de overhand op het stichtelijke, maar de deugdelijke tekstverklaring, de onberispelijke schets, de vrije evangelische geest behaagde ons zeer; en al was het onmogelijk Prof. Doedes na te doen, in veel was hij na te volgen, hij, die nooit iets gezegd of gesproken heeft dat men zou kunnen noemen een frase.

Ieder verstaat mij als ik spreek'van een „mode"-kerk. Ach, hoe uiteenloopend zijn de beweegredenen, waarom de menschen ter kerke gaan, dézen leeraar wel, en géne niet verkiezen te hooren. Velen geven zich in 't geheel er geen rekenschap van, en gaan waar de meesten gaan. In mijn studententijd was de remonstrantsche kerk de mode-kerk. Wat was het er altijd vol! Hoe verdrongen er zich in de stoelen de oudere dames — en de jonge;