EEN MERKWAARDIGE CUBSÜ8.

Sch&fer noemt de inwendige Zending: „die kerkelijke „Beformbewegung" der 19de eeuw, welke den inwendigen toestand der Kerk daadoor tracht te verbeteren, dat zij zoowel de werken der barmhartigheid alsmede de vrije verkondiging van het evangelie in wil voegen in het leven der kerk, en in haar kring werkzaam wil doen optreden." En inderdaad is alle arbeid der inwendige zending een werk van barmhartigheid aan lichaam en ziel, gedragen door die vrome liefde, welke weet, „dat de ziel van alle liefdadigheid, de liefdadigheid aan de zielen is." Zoo vormt zich hier op modern-kerkelijk gebied een zeker evangelisten-ambt, niet ongelijk aan dat van den oudsten apostolischen tijd, en niet ten onrechte kan men van „de Johannes-natuur der inwendige Zending" spreken. Zij wil en mag niet door verkondiging van het Woord inbreuk maken o_p den geordenden predikdienst, geen mededingster zijn van de geregelde evangelieverkondiging Zij wil roepen en voorbereiden , redden en bewaren. En wanneer men wijst op een en ander arbeidsgebied, als haar bijzonder en eigenaardig domein, dan is dat de versterking van de twee hoofdpilaren der Christelijke maatschappij: huisgezin en zondag. Feitelijk omvat zij echter het geheele gebied der Christelijke liefdadigheid met uitzondering van de Gustaaf-Adolf-Vereeniging, en zoekt al deze noodzakelijke levensuitingen der Christelijke Kerk met elkander in evenwicht te brengen, d. w. z. tot een welgeordend geheel te maken. Bij de geopende hand een geopend hart — dat is haar leus, de met haar aard overeenkomende vorm der vereeniging of der inrichting. Dat laatste zal altijd zoo blijven moeten, ondanks alle bezwaren tegen vereenigingen en inrichtingen ingebracht.

De geschiedenis der barmhartigheid kan ook in de I9de