NOVELLIST EN PREDIKER.

de herinnering aan het sterfbed zijner moeder, beweegt hem de tante die zijn huishouden zal komen doen, om de geleerde intreêpreek, die hij gereed heeft, waarin de tegenwoordige stand der theologische gedachte wordt beschreven en Ewald een paar malen zal aangehaald worden, te verscheuren en naar moeders laatsten wensch op den dag van zijn eerste preek in eigen kerk „een goed woord ter eere van Jezus Christus te spreken."

Maar Carmichael kon niet altijd laten om te zeggen wat hij van den Bijbel weet en beproefde Drumtochty op de hoogte te brengen der Duitsche Universiteiten. Hij deed het met den onbezonnen ijver van een jong man „en nieuwe inzichten worden, zoo noodig, beter tot de gemeente gebracht, door een oud man met gezag en tact." Daardoor komt hij in tweestrijd met zijn ouderling Lachlan Campbell, een ijveraar van buiten ingekomen, dien wij het best leeren kennen uit zijne vragen bij Jetje's aanneming tot lidmaat.

Eerst zal Burnbrae vragen, die tot Lachlan staat als Hallel tot Shammai, als genade tot gerechtigheid.

„Wel Jetje, begint hij, wij zijn bijzonder tevreden dat je al zoo ver bent, en meester vertelde mij verleden week nog, dat je schoolwerk zoo goed was en dat je den Bijbel kent van bet begin tot het einde. Het zal geen makkelijk werk zijn, om iemand als jou uit te vragen; maar ken je Abraham wel, Jetje?"

„Ou ja!" zegt Jetje vlug maar met neergeslagen oogen.

„Hoe heette zijn vrouw dan?"

„Sara, en haar zoon was Izaak."

„Best zoo, en nu Izaak's vrouw?"

„Izaak huwde Rebekka en zij hadden twee zonen, Jacob en Ezau" zegt het meisje op en kijkt even naar den goeden ouderling en begint zich in de kerkekamer te huis te gevoelen.