KRONIEK.

Het geld van het rijk komt immers uit den zak der burgers. Nu zijn de leden der verschillende kerkgenootschappen natuurlijk ten volle bereid, het geld bijeen te brengen, waar hun kerkgenootschap behoefte aan heeft. Maar in plaats van dit te doen, geven zij hun duiten eerst aan den minister van financiën, die ze weder naar hen terugzendt. Hier komt dan allicht wat geld van anderen bij, 't geen dus eigenlijk een soort van bedeeling is. Iedereen beseft dat de kerkgenootschappen, vooral nu de bedeelden geen kiesrecht krijgen, te fier zijn om bedeeling te aanvaarden. Zij zouden daarom zeker zeiven reeds voor de staatstoelagen bedankt hebben, lieten hunne geestelijke beslommeringen hun den tijd om aan zulke •stoffelijke dingen te denken.

De schrijver van deze woorden, Dr. Bethz, wil aan de Kerkgenootschappen laten, „wat hun misschien rechtens toekomt"; wij vreezen echter, dat zulks, naar 't gevoelen van Dr. B. niet veel wezen zou; en uit geheel den toon, waarop hij schrijft, ziet men wat de kerk van hem zou te verwachten hebben. Er is inderdaad alle reden, om wakker te zijn. Wij willen het niet lijdelijk aanzien en aanhooren, dat onze Kerk bij de machthebbenden wordt achtergesteld; dat haar leden, in een land, waar allen gelijke rechten hebben voor de wet, wijken moeten voor roomschen en „gereformeerden"; dat men in Batavia van rijkswege f 92.000 wil bijdragen voor een roomsche kerk, terwijl de protestantsche kerk in Indië moet ondervinden, dat de Regeering uit is op bezuinigingen.

Is dat nu „kerkelijke" politiek? Neen, het is de politiek van Nederlanders, die onze protestantsche vrijheden en voorrechten willen gehandhaafd zien tegenover roomschen en onroomschen, tegenover „gereformeerden' en sociaal-democraten.

Op dien grond kunnen wij ook geen vrede hebben met het oprichten' van „antirevolutionaire kiesvereenigin-