KRONIEK.

vrome werk, dat ons zoo na aan het harte ligt; en niet zullen toelaten, dat hunne pogingen voor de uitbreiding van het koninkrijk van Jezus Christus te schande gemaakt worden door hen, die niet anders willen doen dan de heerschappij van den vorst der duisternis uitbreiden."

Wanneer nu de roomsche zendelingen in zeer veel gevallen het eene heidendom in de plaats stellen van het andere, en het hun door den paus geleerd wordt, in protestantsche zendelingen dienaren van den duivel te zien, dan is het toch wel wat veel geëischt (zooals de Tijd doet) dat wij ons verheugen zullen in de vermeerdering van het aantal roomsche geestelijken in Oost-Indië.

Daar komt nog iets bij. De roomsche kerk heeft herhaaldelijk haar zendelingen en pastoors gezonden naar streken, waar protestantsche zendelingen en gemeenten aanwezig waren. Het maken van proselieten kunnen zij nu eenmaal niet nalaten.

De Heer E. Nijland, die gaarne recht laat weervaren aan de verdiensten van roomsche zendelingen, zegt, sprekende over de bloeiende protestantsche zending in de Minahassa, (zie zyn Schetsen uit Insulinde p. 281):

De Roomschen op het terrein. De derde zaak, die we nog moeten aanroeren x en die wij zoo gaarne wenschten niet te moeten behandelen, is de mededeeling van het alleszins betreurenswaardige feit, dat de Eoomschen zich in dit terrein hebben gedrongen. Juist, omdat de zaak zoo diep treurig is, zullen we hierover zoo kort mogelijk zijn. We behoeven niet stil te staan, 't is van algemeene bekendheid, bij de ondervinding, die op zoovele Zendingsvelden is opgedaan, dat de Roomschen zoo gaarne op een anders akker komen weiden. Waar zij eerst de Protestanten de moeilijkheden laten opruimen, komen zij en treden met eene onbeschaamdheid op, die afschuw wekt. In Indië, waar de toelating der Regeering voor de vestiging als zendeling noodig is, zou voorkomen kunnen worden, dat twee