zijn eenige gezel, heel die lange reis naar het Noorden. Tot aan Las Palmas'was hij verlamd gebleven en werd hij geholpen door den stewart, die soms met den verdwaasde wat woorden wisselde en speelde met Menneke, die schel schreeuwen kon en zotte sprongen maakte. Menneke werd geduld, omdat het diertje met zorg getemd was. 0 Na Las Palmas, een heeten dag, had Jef plotseling zich voelen ontheffen van zijn verlamdheid, was het geweest alsof ook een goed deel van zijn geheugen hem was teruggegeven. Doch de vreugde over die ontdekking werd dra te niet gedaan, door een vertwijfelende schuwheid en zorgen voor Menneke. Hij had voor den spiegel kunnen staan en zich zelve herkend, terwijl Menneke, die te hoesten was begonnen en snel vermagerde, tusschen de kristallen karaf en het waterglas zat te wippen en met zijn klamme, fijne, rappe vingertjes verwonderd als altijd tastte tegen de ruit naar eigen beeltenis en die zijns meesters. Toen Jef zich zelve aanzag en zijn schrikkelijke verwildering merkte, zijn borstelige baard en het vergrauwde hoofdhaar, de diepe, zwarte groeven onder de donkergrijze, waanzinnig glurende oogen, had hij zich dadelijk in zijn ziek brein de anderen verbeeld. Bavo, de stewart, die hem zoo had zien dubben, moedigde hem aan zijn cabien te verlaten, en wat te rusten in een stoel op het dek, hij zou hem wel helpen, naar boven, de trappen op. Maar zijn tot een stille waanzin gegroeiden weerzin tegen die vreemde, andere menschen, onbekende vijandigen, zijn doffe, razernij geworden vrees, voor het oordeel der oogen van anderen, deed hem zich ziek houden.

Bavo die hem bespiedde wist beter; Bavo had vele reizen van Antwerpen naar Mataddi, de zongezengde Afrikaansche steen-stad, en uit de keerkringen naar Antwerpen terug gemaakt. Zelf was hij, en hij had het, dacht hij te danken aan zijn nemen van veel kinine, nooit door eenige tropenziekte aangetast, maar ook had hij zich in acht genomen en.... hij was matig. Bavo was een verstandig man. Hij kende het wegvaren van de kade Van Dijk nooit anders dan midden een geweldige volksmenigte, luisterende naar de schetterende volksliederen die de muziek speelde, terwijl verwanten van talrijke aan boord gaande passagiers met hen binnen de boot rondzwierven. 0 Een vreemd, warrig gedruisch, dat in zich droeg den schijn van feestzin, die het stage, beklemmende van het aansluipende scheidingsuur vermomde, omgonsde het wachtende schip.

Van die uitbundigheid was er nooit iets bij den doodschen weerkeer. Dan lag er over de kade, zooals binnen in de boot, die doffe toonloosheid van den werkdag, sombere ernst van veel doorstane ellende, leed en van rouw, al waren in het ruim de schatten der tropen, ontzaglijke massa's, dicht opeen gestuwd, en al begon, onmiddellijk na het meren het lossen met veel meedoogenloos stalen daveren, van stoommachines, strekkende en zwierend sleepende kettingen. 0 Ook deze Jef Klaes, berooide medezoeker dier rijkdommen, dien hij aan boord had zien dragen afgeteerd, uitgemergeld als een skelet, met rimpelige, gele huid en gesloten oogen, een stervende bijna, die alleen maar verduurzaamde melk drinken mocht en neerlag, hulpeloos, een volmaakt verlamde, dat was een dier geteisterden, een dier wrakken naar lijf en geest, een dier geteekenden, uitgestootenen. 0 Maar toch, iederen dag, van af dien eersten, vlammend

heeten middag op zee had hij hem zien herstellen. Was het zijn deernis en de zachtmoedigheid waarmede Bavo met Jef verkeerde, hem bijstond en met weinig vroolijke woorden opbeurde, dat er wat meer glans scheen aan te dwalen in die sombere, donkergrijze oogen? Naarmate de boot de Noordelijke breedte naderde, kreeg Bavo meer voldoening van zijn aandacht en zorgen voor Jef Klaes. Hij wist het stellig, na Las Palmas zou het snel beter en beter gaan. Dus gebeurde het ook tot hij hem voor den spiegel had gezien. Daarna bemerkend dat Jef zijn begin van beterschap uit angst verborg, trachte hij met een luchtig woord, een gevatheid, een kwinkslag diens schuwheid te overwinnen. Het had niet gebaat. Klaes scheen weer in te zinken. Bavo bleef met deernis aan hem denken om dat snel naderend einde der reize, en de noodzakelijkheid juist dezen man te moeten drijven uit zijn schuilhoek, weg van boord, terug in een wereld die als één wijde verschrikking, één bittere nood dreigde voor zijn ziek ver-beelden.... 0

Jef keek naar Menneke die met hulpeloos schokkend tasten trachte zich dieper in de wollen deken te nestelen en dan tuurde hij tegen de steenen van den wal en van daar weer naar het aapje, dat hoestend verkromp. Op een maal wankelde hij naar de deur. Daar kwam het! Daar kwam Bavo met haastige stappen en trad binnen de hut die in schemer nu was, omdat er maar weinig licht drong tusschen den wal en door het rond koperen venster. 0 Even maar had Bavo zijn hoofd naar binnen gestoken en, snel rondkijkend, goedmoedig gezegd: „Ge hebt den tijd nog wel wat Jefke, maar seffens gaan we van boord, ge zult toch ook bij uw bagage moeten. Pak U maar goed in want 't blaast hard uit Noord-Oost!" 0 De tocht rukte met fluitend geweld door de kille gangen van het roerlooze schip en zwierde binnen toen Bavo de deur sloot. Menneke kreeg weder een krampige hoest en Jef zag in wurgende benauwenis hoe roodachtig schuim zich vertoonde in de bekhoeken van het nu doffer starende, angstige diertje. Hij legde een slip van de deken over zijn makker, óók om het vreesachtige sidderen en het schokken van zijn vriend niet meer te zien. Het werd reeds kouder in de hut. Over het dek gingen de voetstappen voortdurend en als in gejaagdheid soms. Galmend gromde over de Schelde het zware getoeter van andere schepen. 0 „Nom de Dieu, Nom de Dieu", mompelde Jef voor zich heen. Hij sleurde zijn hutkoffer onder de kooi uit, en wierp hem haastig vol, huiverend en rillend, terwijl zijn1 tanden kletterden op elkander. 0 Toen tastte hij in den binnenzak van zijn jas, voelde het bankpapier en den brief van de compagnie, waarheen hij zou moeten gaan om de rest van zijn loon af te halen, terwijl hij gruwde bij de gedachten van zijn gaan naar het kantoor. Waar was het? Hier in Antwerpen? In Brussel? Alles dreef heen in ontreddering.... 0 Nog eenmaal kwam Bavo binnen en Jef, als in een verstijving van ontzetting, greep hem vast, mompelde schor, in wanhoop: „Wat zal ik beginnen? Wat zal ik.. Hier, hier is...." En Jef reikte in zijn koude, bevende vingers een biljet van twintig franken.... 0 Bavo wendde zich af.... en deed alsof het hem niet aanging. Hij keek rond en overtuigde zich dat alles in den koffer was geborgen, hij hielp de riemen van een Zwaar handvalies aantrekken en dichtgespen. 0 Bavo suste gemoedelijk: „Geef mij uw bagagepapieren.

98