Zoo lag het nette hofje in onverstoorde rust en boven dit klein en stil gedoe, was de voorjaarslucht teer en wolkeloos flets-blauw. Het vroege zonlicht was juist boven de huisjes uitgekomen en in de toppen der oude kastanjeboomen met hun vreugdig-witte bloesem, hing al wat goudglans te beven. 0 Langzaam-open piepte de deur van het hoekhuisje en met een lang-aangehouden en nijdig-raffelend gekef schoot de dikke, zelfgenoegzame fox van juffrouw Janse naar buiten en begaf zich kwaadaardig grommend naar de poortdeur. 0 En slefferend op haar pantoffels, huiverig ineengedoken, haar gezicht klein en wit tusschen de wollen ruigheid van zwarte muts en omslagdoek, volgde de kouwelijke juffrouw Janse. Mopper-mompelend tegen het haastige foxje, opende ze de poortdeur en het haar met een zware bons achter zich dicht vallen. 0 Met die bons scheen het hofje wakker te schrikken uit z'n ochtend mijmering. Ramen werden opgeschoven, deuren klepperden open, hier en daar klonk zeurig een gemoedelijke morgengroet. 0 En even later zwaaide de pomp-zwengel lustig op en neer, regelmatig klonk het even-piepend gebonk en het geklater van het water in emmers en kannen. 0 Gijbertje Brandt schoof haar witte gordijntjes terzijde achter haar potten met fel-roode geraniums en vertoonde haar goedig, rond gezicht voor het venster. Ze knikte minzaam tegen Sjaane, die terug van de pomp, haar huisje passeerde. 0 Sjaane was lang en mager, ze had een groot, geelbleek en beenig gezicht en haar kleine glinster-oogjes vlogen met een vervaarlijke snelheid van den eenen naar den anderen kant. Ze droeg een bril én een muts met lange, zijden linten. Heel het hof kende en besprak Sjaane's wereldsche neigingen, maar er stond tegenover dat Sjaane bij „de groote lui" had gediend en dat vergoedde veel. 0 Geheimzinnig wenkte ze Gijbertje naar de deur en vertelde dan aan haar oor: „De nieuwe kompt vandaag, hoor!" „Wat je zeit." 0 Gijbertje was merkbaar verrast, sloeg de handen in elkaar van verbazing en vroeg dan nieuwsgierig: „Van wie hè je 'et?" 0 „Van Mie en die wist het van de portierster netuurlijk enne.... 't huissie is al heelemaal in orde, ze kan d'r Zoo intrekken, enne.... ze kompt van morgen met een nichie...." „Met een nichie?"

„Met een nichie, verder weet ik ook nog niks, hoor. Nou mensen, 'k ga weer 's verder op.... besoer!" 0 Gijbertje wiegde nog ontzet haar hoofd heen en weer, maar Sjaane dragonderde al weer verder. 0 Koosje Duin, die naast haar woonde, keek nieuwsgierig over de onderdeur: „Wat had je tegen Gijbertje?" Met een fermen zwaai plantte Sjaan haar emmer neer, Zoodat het water er wild overheen klotste, wreef haar handen droog langs haar schort en deed nauwkeurig en uitgebreid verslag van Mie's woorden. En Koosje teemde met haar drensige zeurstem: 0 „Kom straks maar 'n kommetje koffie bij me halen, Sjaan, dan kanne' me nog es effies praten." 0 Koosjes' raam gaf prachtig uitzicht op de poort, waardoor „de nieuwe" aanstonds het hof zou betreden en Sjaan beloofde haastig van: „Nou graag". Toen repte ze zich naar binnen. Koosje aarzelde. In het zonlicht bij de pomp stonden ze in een kringetje

om Mie heen en Mie's schelle stem klonk boven alles uit. Koosje zou er ook wel graag bij willen staan, maar ze zag juffrouw Janse en gisteren nog had ze woorden gehad met het schepsel. 0 „Had d'r dikke foksie haar lieve poeleke niet nagejaagd tot 't arme beest geen adem meer in z'n lijfie had?" Tegen juffrouw Janse met haar scherpe tong en haar onbegrijpelijk-grooten scheldwoorden-voorraad, kon Zeurderig Koosje niet op. Ze besloot liever de wijste partij te kiezen en ging naar binnen. 0

Gijbertje Brandt dribbelde in een gezellige bedrijvigheid heen en weer door het kleine huisje, van het keukentje naar de kamer, van de kamer naar het keukentje en weer terug. Door het opengeschoven raam gleed het zonlicht met een breede baan de kamer in, over het warm-roode vloerkleed en Gijbertje's bruinleeren leunstoel, over het glad-gewreven tafelblad en de koperen hang-lamp daar boven. En het tintelende en twinkelde in de lijstjes van portretten en foto's aan de donkere wanden. 0 Telkens als een windzuchtje de bladeren van de boomen deed ritselen, dreef een zoele geur van meidoorn en seringen de breede, diepe kamer in. 0 Gijbertje begoot zorgvuldig en zeer voorzichtig de roode geraniums en flets-rose begonia's. Haar oude, bleeke en al wat bevende handen hielden het gietertje boven het teere bloeisel. Dan was de clivia aan de beurt. 0 Een oogenblik hield ze de trotsche, veel-kelkige en heioranje bloem tusschen bei haar handen en boog haar vriendelijk, gerimpeld gezicht in bewondering naar de plant over. 0 Toen keek ze over de geraniums heen naar het plantsoen, een glimlach van verteedering om haar mond. Het plantsoen was Gijbertje's oogenlust en harte-troost. De meidoorn had haar liefde al vanaf dat ze op het hof was komen wonen; met aandacht had ze den groei gevolgd van het jonge, zwakke seringenboompje, dat dit jaar voor het eerst zijn paarsche bloemtrossen droeg. Ze bewonderde in het prille voorjaar de crocusjes die dapper en trouw hun lente-boodschap kwamen brengen als menschen nog aan den somberen winter dachten. Nu stonden in het perk waar eerst de crocusjes bloeiden, viooltjes en lieve vergeet-me-nietjes. Vaag en vluchtig voelde Gijbertje een oogenblik het onbegrijpelijk-groote van dit milde voorjaarsfeest. En stillekens schudde ze haar oud hoofd en ze dacht dat de menschen toch wel héél dankbaar mochten zijn, dat God 't ieder jaar weer opnieuw lente worden liet. 0 Maar haar meditatie werd verstoord door het geluid van de openslaande poortdeur. Gijbertje tuurde nieuwsgierig, rekte haar hals om langs de heesters te kunnen zien wie het was. 0 Een luidruchtige, wit-gejaste slagersjongen kwam binnen slenteren, schoppende tegen de keitjes van het klinkerpaadje en schei-fluitend dat 't terug ketste tegende huisjes. Het was alsof plots het roezemoezige stadsleven kwam binnen lawaaien en de statig-stille rust van hun vredig hof tartte met jolige uitgelatenheid. 0 Maar Gijbertje lette er niet op, want ze zag dat Sjaane haar deur uit kwam stappen en bij Koosje Duin naar binnen ging. 0 „Wel, Koosje had zeker de koffie al bruin, 't Was nog voor half elf. Ze kon d'r ook wel es heen gaan, ze was d'r in zoo'n tijd niet geweest. En bij Koosje kon je zóó op de poort zien en de nieuwe buur moest langs haar huisje." Haastig bond Gijbertje de schoone schort voor, waar de

105