iz6

De uitvoering der "Lager-onderwijsivet 1920

Tusschen Burgemeester en Wethouders der gemeenten Zoetermeer en Zegwaard, Ds. J. F. R., predikant der Nederlandsen Hervormde gemeente, en Ds. J. D. v. d. V., predikant der Nederlandsch Hervormde gemeente te Rijswijk (Z.H.), in dezen belast met het geven van godsdienstonderwijs vanwege de Vereeniging van Vrijzinnig-Hervormden te Zoetermeer-Zegwaard, rees verschil omtrent het vrij geven van uitdrukkelijk in de regeling der schooltijden van de tusschen de gemeenten Zoetermeer en Zegwaard gemeenschappelijke openbare lagere school genoemde uren, waarop de schoolgaande kinderen in een schoollokaal godsdienstonderwijs van deze godsdienstleeraren, onderscheidenlijk krachtens art. 26, eerste en vierde lid, kunnen genieten. Dit verschil bestond hierin, dat Burgemeester en Wethouders, ingevolge art. 26, 2de lid, na overleg met den Inspecteur van het Lager onderwijs in de Inspectie Delft, lokalen dier school, zoo noodig verwarmd en verlicht, voor dit godsdienstonderwijs beschikbaar wilden stellen op denzelfden dag en op hetzelfde uur, vermits daaraan leerlingen van het vijfde, het zesde en het zevende leerjaar zouden deelnemen en gedurende den tijd, voor het godsdienstonderwijs bestemd, aan de overige leerlingen geen voortschrijdend onderwijs mag worden gegeven, dat Ds. J. D. v. d. V., in verband met zijne werkzaamheden te Rijswijk (Z.-H.), slechts op den Woensdagmiddag een uur voor het geven van godsdienstonderwijs aan deze school beschikbaar kon stellen en dat Ds. J. F. R., die zijne andere catechisaties op Dinsdagmiddag- en avond geeft, het godsdienstonderwijs aan deze school het liefst gaf op Dinsdagochtend en principieele bezwaren heeft, die hem in den weg stonden om tot een vergelijk te komen.

De Minister besliste bij besluit van 21 Augustus 1930, no. 4872, afd. L.O.A.

De overwegingen van dit besluit luidden:

„dat weliswaar eene regeling, waarbij beide godsdienstleeraren op denzelfden dag en op hetzelfde uur godsdienstonderwijs zouden geven, voor de school wenschelijk te achten ware, maar dat, wanneer de uren voor het godsdienstonderwijs van de beide godsdienstleeraren niet samenvallen, die regeling, uit onderwijskundig oogpunt beschouwd, niet veel verschil maakt en in elk geval geen schade behoeft op te leveren voor het onderwijs als zoodanig, vermits dezelfde leerstof dan in plaats van aan de geheele klasse tegelijk, aan twee, of indien er leerlingen zijn, die geen godsdienstonderwijs ontvangen, aan drie groepen wordt onderwezen, terwijl laatstbedoelde groep, zoo zij er is, gedurende één der beide uren geen voortschrijdend onderwijs zal ontvangen, hetgeen ook niet het geval zou zijn, indien de uren voor het godsdienstonderwijs van beide godsdienstleeraren wèl samenvielen."

Bepaald werd daarom:

„dat bij de regeling der schooltijden van de tusschen de gemeenten Zoetermeer en Zegwaard gemeenschappelijke openbare lagere school schoollokalen, zoo noodig verwarmd en verlicht, kosteloos worden beschikbaar gesteld voor het geven van godsdienstonderwijs aan de