I 310 i

der Engelschen , om menschen met menschen te zien vechten , zoodat niet zelden een der beide partijen het met den dood betaalt: of aan menig ander gebruik van het beschaafde Europa , dan kunnen wij de wreedheid van den Javaan niet zoo veel grooter noemen.

Onderlusschen zijn de Javanen hartstogtelijke liefhebbers van den strijd tusschen dieren in het algemeen. Zoo ziet men , bij kleinere hoofden en grooten , dikwijls gevechten tusschen wilde varkens en bokken , of varkens en honden , waarvoor dan mede een hok is gereed gemaakt, in denzelfden vorm als dat van den buffel en tijger. De hanengevechten stellen zij mede op hoogen prijs. Zij voeden daartoe deze dieren van jongs af op. Elken morgen en eiken namiddag worden de poolen met de bast van een klapper-noot gewreven , ten einde het ruwe vel los te maken en daardoor geschikt om zijnen tegenstander te wonden: terwijl de bek met de hand onophoudelijk wordt gewreven , om daaraan de meestmogelijke scherpte en gladheid te bezorgen. Met dit zelfde doel vangt de Javaan in de bosschen een soort van kwartels , boerong gemak genaamd , bewaart daarvan de wijfjes in kooijen , voedt ze met sprinkhanen , en neemt ze van tijd tot tijd in de hand om ze te temmen , terwijl haar bek met versch gevallen daauw wordt gewreven, om dien hard te maken. Als door deze opvoeding de v°gel *a,n en vurig tevens is geworden , dan laat men haar onder een gevlochte kooi vechten , waarbij de woede en strijdlust deze kleiue diertjes zoo zeer aanvuren , dat ze dikwijls de snavels er bij verliezen. Ook de djangkrieg, een soort van groote krekels of sprinkhanen •, worden tot zulk eenen kampstrijd afgerigt, door ze eerst eenigen tijd in het water te leggen, dan , wanneer ze half dood zijn,