SPORT IN BEELDIDE REVUE DER SPORTEN

DE AFFAIRE

Bakhnvs

DONKER VOETBALHOOFDSTUK DAT MEER LICHT VERDIENT!

Noa qeen tijd voor de doofpot

£e.n bfxeêek en Kot

We hebben ons omtrent Bakhuys' rol in de Nederlandsche voetbalwereld, sinds hij in het najaar van 1933 terugkeerde van een ruim vierjarig verblijf in Indië, gewend tot:

de voorzitters der drie vereenigingen, waarvan hij lid is geweest (Z.A.C., H.B.S., V.V.V.).

dengene, op wiens kantoor hij werkzaam werd gesteld bij zijn terugkeer uit Indië;

dengene, van wien hij den veelbesproken Venloschen sigarenwinkel huurde, welke voor hem „het begin van het einde" was;

den secretaris van de commissie van onderzoek, door den K.N.V.B. benoemd in verband met Bakhuys' verzoek tot overschrijving van H.B.S. naar V.V.V.;

den oud-voorzitter van de Technische Commissie K.N.V.B.;

den voorzitter van de Keuze Commissie K.N.V.B. Met deze acht heeren hebben we ons in verbinding gesteld, hun oordeel opgeteekend en dat alles tezamen gezonden aan het bestuur van den K.N.V.B. met het verzoek om, als het daarin aanleiding zou vinden zijn stilzwijgen te verbreken, in een langere of kortere beschouwing zijn standpunt weer te geven teneinde de tallooze praatjes, die gedebiteerd worden onder het reeds door ons gememoreerde

|n het jaar, dat bijna verstreken is, is er één naam in staat gebleken een storm van emotie over onze vaderlandsche voetbalvelden te doen slaan. De naam Bakhuys.

Geen speler heeft zoo in het brandpunt der belangstelling gestaan als hij; geen vruchtbaarder noch dankbaarder gesprek dan dat over Bakhuys, zijn handel en wandel ....

De storm is gaan liggen, Bakhuys zocht en vond elders zijn bestaan. Het is stil geworden rond den man, die eens de lieveling der voetbalmassa was.

En men zou er vrede mee willen hebben.

Waarlijk, wij zouden de laatsten zijn om over de geheele affaire-Bakhuys ook nog maar één woord vuil te maken wanneer inderdaad dit frappante hoofdstuk uit onze voetbo/were/d behandeld was, zooals men verwachten mocht dat het behandeld zou worden.

Het is echter niet geschied.

Wat men heeft zien gebeuren was dit: de Nederlandsche voetbalwereld verdeelde zich in twee kampen. Voor het eene kamp was Bakhuys de schavuit, die zijn streken thuis kreeg. Voor het andere was hij een slachtoffer, dupe van intrigues, en te beklagen.

Voor beide groepen ging het om Bakhuys, om één persoon, één zaak.

Maar, in wezen, het ging niet, althans niet alleen, en zelfs niet in hoofdzaak om dezen eenen speler, die door het bestuur van den K.N.V.B. buiten de amateursgemeenschap werd geplaatst. Het ging — en het gaat nóg — om veel belangrijker zaken.

De belangstelling voor de faits et gestes van Bakhuys bleef in den laatsten tijd niet alleen beperkt tot de sportwereld, ook de outsiders gingen zich ermee bemoeien met het resultaat, dat men ging oordeelen over iets waarvan men eigenlijk niet het minste afwist. Dat nu is een gevaar geworden voor de Nederlandsche voetbalsport, die de kans loopt om door roddelpraatjes benadeeld te worden, zooals de Nederlandsche wielersport, die enkele jaren geleden volle banen trok, door het publiek in de steek gelaten wordt, omdat men, op grond van misstanden bij de beroepsrijders alles over één kam ging scheren en alle wielerwedstrijden „zwendel" vond.

Tot de outsiders rekenen we ook „de Haagsche Post", die in haar nummer van 6 November een kolommetje aan Bakhuys wijdde, waarin evenwel de slotconclusie van het rose weekblad, dat de finesses van de heele affaire-Bakhuys niet kent, de aandacht verdient, omdat deze meening in haar neutraliteit gedeeld wordt door vele Nederlanders, door vele onverdachte vrienden van de sport,

die ook niet met de voorgeschiedenis op de j hoogte zijn.

Aldus is de conclusie van „de Haagsche Post": „We hebben onlangs gewezen op het „misselijk tafereel", dat de voetballer Bakhuys (over wiens houding wij ons overigens niet uitlaten) door zijn beste vrienden en ook door de pers, die hem eerst bewierookte, in den steek werd gelaten en zelfs met modder achterna werd gegooid. Nu doet zich opnieuw iets zeer opmerkelijks voor: de man is namelijk van zich af gaan slaan .... Natuurlijk kiezen wij geen partij. Maar wij komen er krachtig tegen op, dat dit alles wordt genegeerd. Onzes inziens is de Voetbal Bond volstrekt verplicht naar verschillende mededeelingen van Bakhuys een onderzoek te doen instellen, te meer daar hij (Bakhuys) verschillende andere spelers met name noemt die volgens hem ook geen amateur meer zijn. Doet het bestuur geen onderzoek, dan zal men hieruit een gereede conclusie trekken."

Deze laatste zinsnede stemt overeen met hetgeen velen in en vooral buiten de voetbalwereld denken: „als er niets van Bakhuys' beweringen wordt tegengesproken, zal er wel iets van waar zijn". Die stelling is in haar algemeenheid even onjuist als wanneer men zou oordeelen: „Bakhuys heeft gefraudeerd, dus knoeien al onze voetbalcracks met hun amateurisme."

Tenslotte nog dit, tot goed begrip van deze kolommen.

We gevoelen lust noch behoefte de persoon, die aanleiding gaf tot dit hoofdstuk onzer voetbalhistorie alleen maar öf te loven öf te laken, leder moet dat voor zich weten, na van de toedracht dezer historie kennis te hebben genomen.

Opwindende onthullingen staan den lezer niet te wachten. De sfeer der sensatie-journalistiek zal men vergeefs zoeken; met dit blad wordt niet gevent!

Maar deze amateurscarrière en haar einde is van te groote importantie geweest om, via veel geklets (van officieuze) en veel stilzwijgen (van officieele, resp. K.N.V.B.-zijde) de doofpot in te gaan.

Het is nog géén tijd voor de doofpot.

Een nuchter, critisch, objectief overzicht, mede aan de hand van geautoriseerde uitspraken van personen, die een grootere of kleinere rol hebben gespeeld, bleef noodzakelijk.

Er waar niemand zich tot het geven van een dergelijk overzicht — deels requisitoir, deels pleidooi — geroepen scheen te voelen, belasten wij er ons, waarlijk niet voor ons genoegen!, mee. f

Het moge, op deze en volgende pagina s, volgen. Met een conclusie tot besluit!

REDACTIE.

4