SPORT IN BEELD IDE REVUE DER SPORTEN

funeste motto „als niemand iets tegenspreekt, zal er allicht wel wat van waar zijn" te ontzenuwen.

We hebben dit overzicht zoo objectief en onsensationeel mogelijk willen geven, in dezelfde chronologische volgorde waarin Bakhuys zelf gedurende de laatste vier jaar door Nederland trok: van Zwolle naar Den Haag en van Den Haag naar Venlo en we zijn daartoe, voor een persoonlijk onderhoud met de acht door ons genoemde heeren, kriskras door Nederland getrokken: Zwolle-Den HaagVenlo-Nijmegen-Dordrecht-Elst gelijk men in deze reportage zal bemerken. Allereerst: Zwolle, de stad waar Bakhuys reeds als jongen van twaalf, dertien jaar woonde en waarmee hij, toen hij leerling was op de tuinbouwschool van het nabijgelegen Frederiksoord, nauwe connecties onderhield totdat hij zich er vier jaar geleden metterwoon vestigde.

DE ZWOLSCHE JAREN

3n. q.eüpAe.i mei (E. Ulcvdena

E11" jaar lang heeft de Zwolsche tandarts J. C. W a r t e n a, die zelf als oud-voetballer uit de Nederlandsche eerste klasse-competitie, oudathletiekkampioen van Nederland en oud-recordhouder Duitsche driesprong, een prachtige loopbaan als actief sportbeoefenaar achter zich heeft, het voorzitterschap bekleed bij de Zwolsche Z.A.C., waarvan hij thans eerelid is, zooals hij dat ook is van zijn vroegere club, het Winschoter W.V.V. In deze periode van elf jaar (1926—1937) viel zoowel Bakhuys' uitkomen als Z.A.C.'er voor zijn vertrek naar Indië, dat in het voorjaar van 1929 plaats vond, als na diens terugkeer uit onze koloniën, toen hij in het seizoen 1933—'34 en 1934—'35 de Z.A.C. kleuren verdedigde. De heer Wartena is dus wel bij uitstek geschikt als degene die ons iets kan vertellen over Bakhuys' Zwolschen tijd. Allereerst: waarom kwam Bakhuys na een verblijf van vier jaar in Indië, waar zijn vader woonde, weer in ons land terug?

„Omdat hij daar werkloos was geworden," vertelde de heer Wartena, „hij was ontslagen bij de Bataafsche Petroleum Maatschappij en schreef noodbrieven naar zijn Zwolsche vrienden of men in het vaderland niets voor hem wist. Hij schreef dat ook aan mij met de belofte zijn uiterste best te willen doen als er in Zwolle voor hem een toekomst te vinden was. Omdat ik persoonlijk ook Beb altijd goed had mogen lijden, probeerde ik een betrekking voor hem te vinden waarin hij, als hij inderdaad zijn best wilde doen, ook na zijn voetballoopbaan een bestaan zou hebben. Ik sprak daarover met den heer Warner, die over veel relaties beschikte en mij mededeelde, dat hij, als Bakhuys

zorgen kon in Augustus in Zwolle te zijn, wel een plaatsje voor hem kon vinden op een bureau, dat tegen dien tijd uitbreiding van kantoorpersoneel noodig had."

üij, nuuM niet Ln dei Yled. elftal

>>^^aar Bakhuys kwam toch pas drie maanden na Augustus, toen Z.A.C. reeds een derde deel van haar competitiewedstrijden in de tweede klasse achter den rug had?" onderbraken we.

„Juist, daardoor liep alles juist mis. Door moeilijkheden voor zijn vertrek uit Indië arriveerde Beb pas in November en toen was er geen plaats meer op dat bureau. Daar zoowel de heer Warner als ik ons min of meer gebonden voelden door

j C. Wartena, voorzitter van Z.A.C.

onze toezegging uit den voorzomer, was de heer Warner bereid om hem op zijn assuradeurskantoor te plaatsen als klerk, waar zijn lage salaris in overeenstemming v/as met het weinig belangrijke werk zooals kwitantieschrijven dat hij er voorloopig te doen had."

„Als Z.A.C.'er kwam hij toen opnieuw in het Ned. elftal met als debuut de 9—3 op België in de voorwedstrijden der wereldkampioenschappen," herinnerden we ons.

„Ja, maar dat was eenige maanden na zijn komst te Zwolle. Tegen Oostenrijk was inmiddels Lagendaal nog eens (voor de laatste maal) als midvoor opgesteld, volkomen tot tevredenheid van Z.A.C, want we zagen Beb veel liever niet als international, wat we ook aan de K.C. en T.C. meedeelden. Onze opzet was direct: „niet in het Ned. elftal, want als we hem de kans geven om hier in Zwolle een maatschappelijke toekomst te vinden, is het te gewaagd, dat hij door zijn voetbalcapaciteiten als midvoor van het Ned.

elftal een populariteit kan krijgen die voor iemand van zijn karakter funest kan worden." In het voorjaar speelde hij echter zoogoed, dat hij Z.A.C. aan het kampioenschap der tweede klasse hielp en de aangewezen midvoor van het Ned. elftal bij de

wereldkampioenschappen werd. Tegen dien roem is hij helaas niet bestand gebleken."

ja $eqqen en, nee da-en,

„Hoe denkt men bij Z.A.C. over hem?"

„Als voetballer was hij jn dat tweede klasse-jaar voor ons een ideaal speler: niet alleen de beste speler, maar ook de beste clubkameraad, die vrijwel nooit de training oversloeg en door zijn voorbeeld het heele elftal opzweepte tot een maximum inspanning. Als voetballer was hij toen volkomen betrouwbaar, als mensch is hij helaas een karakterloos iemand gebleken, van wien men door zijn wispelturig optreden en zijn indolent gedoe geen oogenblik op aan kon. Als voorzitter en als oudere vriend heb ik hem, vooral toen hij eenige weken bij mij logeerde, op alle mogelijke manieren aangepakt zonder dat het iets hielp. Hij beloofde telkens beterschap, maar het was bij hem „ja zeggen en nee doen" en toen in zijn tweede seizoen een verblijf in Den Haag hem meer aanstond dan Zwolle, zoodat Z.A.C. niet meer eiken Zondag op hem kon rekenen, hebben we aan zijn verzoek tot overschrijving naar H.B.S. geen moeilijkheden in den weg gelegd. We hebben ons in hem als mensch zeer teleurgesteld gevoeld . . . ."

BxtkhwjA faiedl e/x£JuAe£ aan

„Enfin, daarin zijn de Z.A.C.'ers niet de eenigen geweest," dachten we met een herinnering aan al degenen, waarbij nobele figuren van maatschappelijke beteekenis, die een voor een met nieuwen moed aan de taak begonnen om van den voetballer Bakhuys een fatsoenlijk mensch te maken en de een na den ander met groven ondank, zoo niet erger, beloond werden door dezen jongen man, wiens opvattingen soms meer dan primitief zijn. Zoo uitte hij aan het adres van zijn vroegeren Zwolschen patroon, den heer Warner, allerlei onware beschuldigingen en stuurde vorige maand aan dezen zelfden heer Warner een laconiek briefje, waarin hij zijn excuses aanbood in de meening, dat nu alles weer volkomen in orde zou zijn. De heer Warner heeft dat briefje voor kennisgeving aangenomen en denkt er niet aan om er op te antwoorden. Uit dit intrekken van een deel van Bakhuys' beschuldigingen door den man zelf zou men overigens geneigd zijn te veronderstellen dat zijn verdere beschuldigingen ook niet allemaal voor 100+ betrouwbaar zijn ....

5