464

VROEDVROUWEN.

In de 16e en 17e eeuw nog liet de opleiding veel te wenschen over. De eischen voor bekwaamheid waren, vriendelijkheid bij t behandelen der kraamvrouwen, bereidwilligheid om in moeilijke gevallen doktershulp in te roepen, en de belofte geen miskraam te zullen verwekken ! 't Gehalte der vroedvrouwen was dan ook zeer slecht. Eerst tegen het eind van de zeventiende eeuw kwam er verbetering. De overheid eischt bewijzen van bekwaamheid en laat in enkele groote steden al lessen geven aan adspirant-vroedvrouwen. In de achttiende eeuw eischt men reeds praktische anatomische kennis op het examen voor vroedvrouw en werd er nauwkeurig toegezien op haar gedrag, dat voor dien tijd dikwijls niet weinig te wenschen overliet.

Evenals chirurgijns en meesters hadden ook de vroedvrouwen meestal een uithangbord, waarop toepasselijke symbolen of een biibelsche voorstelling stond. Had een vroedvrouw zich misdragen, dan werd als straf het uithangbord ingetrokken gedurende zekeren tijd.

De salariëering van een vroedvrouw was allerdroevigst. Behalve vrije woning, vrijstelling van accijns etc. kregen stadsvroedvrouwen een salaris varieerend tusschen f40 en f240. Hiervoor hadden zij verplichte armenpraktijk uit te oefenen. Voor verder honorarium kregen ze van enkele schellingen af tot f20 a f25 van de aanzienlijksten.

Waarschijnlijk is in dien tijd de beruchte fooienjacht ontstaan. Evenzoo is het aan de slechte betaling voor een deel toe te schrijven, dat ze zich ook tot de uitoefening der gynaecologische praktijk waagden, of dat ze vrouwen, die heimelijk wilden bevallen, bij zich aan huis namen. .

Aan het eind vermeldt de schrijver nog, dat in de achttiende eeuw ook vroedmeesters zich bepaald op verloskunde toelegden maar met het eind van de eeuw schijnt ook die eigenaardigheid te zijn verdwenen.

De totaalindruk van het boek is een aangename; de schrijver heeft de verwachtingen, die het uiterlijk van het boekje onwillekeurig opwekte, niet beschaamd. Naar onze meenmg zijn en schrijver èn uitgever geluk te wenschen met dit werkje, dat waard is onder veler oogen te komen, en dat zoowel door medici als door leeken gelezen kan worden.