DE EVOLUTIE VAN HET HEELAL

DOOK

Dr. A. PANNEKOEK.

Hoe is de wereld ontstaan f Zal zij eeuwig blijven bestaan of zal zij ten slotte ondergaan? Deze vragen hebben reeds sinds de vroegste tijden de menschen beziggehouden. Zoodra de strijd om het bestaan niet meer alle aandacht in beslag nam, zoodra uit de toestand van barbaarschheid het eerste begin van kuituur opkwam, zien wij, dat de menschen zich dadelijk met deze algemeene en diepste problemen van schepping en ondergang der wereld bezighouden. Zij bouwden hun theorie op met behulp van het materiaal, dat hun hun eigen primitieve ervaringen verschaften; hun denkbeelden, die wij uit hun godsdienstige en dichterlijke mythen leeren kennen, moesten dus noodzakelijk primitief zijn. Alles wat zij om zich zagen, had begin en einde; planten en dieren zagen zij ontstaan, opgroeien en sterven; de boomen staken zij misschien zelf in brand en slechts een klein hoopje asch bleef over. Het toevallige chemische feit, dat in de belangrijkste organische stofwisseling het oxydatieproduct van het organische grondelement, de koolstof, een gas is, onzichtbaar, als het ware niets, waaruit dan weer het massale plantenlichaam wordt opgebouwd, heeft gemaakt, dat de voorstelling van ontstaan uit niets en vergaan tot niets door alle eeuwen heen de grondslag van het primitieve denken is gebleven. Van alle dingen nam men dus aan, dat zij een begin en een einde moesten hebben, ook van de wereld. Tusschen de aarde en de wereld werd daarbij niet scherp onderscheiden ; hoogstens stelde men hemel en aarde als de twee gelijkwaardige helften van de wereld tegenover elkaar. Begin en einde van de aarde en van de wereld beteekenen hetzelfde.

De ontwikkeling der wetenschap, vooral in de laatste eeuwen, heeft deze kinderlijke voorstellingen volkomen omgekeerd. Copern i c u s leerde, dat de aarde jaarlijks een kring om de zon beschrijft I en ook in grootte naast de zon een tweederangslichaam is. Én raet haar gelijkwaardig en gelijksoortig zijn de planeten, die merkwaardige sterren, die om hun zonderlinge dwaaltochten tusschen