OUD BOERENLEVEN IN DEN ACHTERHOEK.

203

aangetast, stonden immer tal van hulpvaardige buren en vrienden tot leniging van haar lijden gereed.

Verder was er nog een stiefzoon, Aaltjes broer, die kleermaker was. De meeste dagen ging hij naar de boeren om er oude kleeren te verstellen of nieuwe te maken. De overige dagen zat hijinzijn kamer naast de deel, waar men uitzag op de straat, op de snijderstafel. Ten slotte Aaltjes echtgenoot, een stille werkzame man, die vader het werk in de boerderij verlicht. Dat zijn de huisgenooten.

Menig stil avonduurtje en menigen vredigen Zondagnamiddag hebben wij daar met Jan-oom aan zijn haard gezeten, terwijl hij vertelde uit zijn leven, van zijn jeugd vooral of uit nog vroeger tiid waarvan hij als kind oude menschen hoorde verhalen. Hij schilderde dat alles met een humoristisch tintje, als het guitig lachje om zijn blijmoedig gezicht. Op het laatst kende ik zijn levensloop met al de ontmoetingen en stemmingen, zooals men een geliefd boek kent en telkens herleest. Heel het antieke leven van dit afgelegen land weerspiegelde zich in die verhalen. Eenvoudig en naïef, zooals de oude volksboeken, waren de tafereeltjes

^De^gansche omgeving werkte mee, om die stemming te verhooeenl die ouderwetsche keuken met kleine vensterruiten, donkerblauwe muren en antieke meubels in gemoedelijk schemerlicht. De vloer van witte veldkeitjes is ingelegd met zwarte steentjes, die het jaartal 1848 en de voorletters van de toenmalige bewoners vormen, vader, moeder en kinderen, die allen weinige jaren later naar Amerika zijn verhuisd. De menschen zijn lang dood en begraven aan gene zijde van den Oceaan in 't prairieland Iowa, maar als Jan-oom vertelt van hun lotgevallen, dan is het of ze zich bewegen in dit oude woonvertrek, dat maar weinig veranderd is sinds hun heengaan. ,

Het vuur flikkert vroolijk en boven de spelende vlammen volg ik met mijn oogen de rookwolkjes, die langs den haalboom en door den wijden boezem, waar in schemering worsten en spek even zichtbaar zijn, verdwijnen in den geheimzinnigen roogang; Soms zie ik daar des avonds een sterretje flikkeren. Dan, bij het gezellige schijnsel van het haardvuur en de Engelsche lamp, als de zwarte theeketel het liedje van intieme huiselijkheid zingt en de krekels of helmpjes achter de vuurplaat sjirpen in koor, dan is het de rechte tijd voor de verhalen uit lang vervlogen dagen De iempkes! Onder de liggende en achter de staande ^"jpteat ziin de verborgen holen en gangen dier grauwe muzikanten met hun vleugelinstrument. Hun eentonig liedje hoor ik toch zoo gaarne. Men voelt het als iets heel gezelligs en huiselijks, iets wonders en geheimzinnigs. Waarvan zingen zij? Is het niet van heel ver en heel lang geleden, als uit den Oud-Germaanschen tijd of uit nog grauwer verleden, een refrein van de oeroude hmsreligie, die nog voortleeft bij enkele Aziatische volken, welke het vuur van