384

ACHTERHOEKSCHE MENSCHEN IN AMERIKA.

„Verleden week ging ik over de groote heide en daar zag ik in enkele veldperceeltjes vlas uitgespreid, om te roten door regen en dauw. Toen herinnerde ik mij, hoe we in mijn kinderjaren een vuurtje stookten in een droge sloot, om er de bossen vlas bij te roosteren, als moeder en buurvrouw de braak lieten klepperen. Dit jaar hoop ik het braken nog eens weer te zien. Verder dacht ik aan een schoon verhaal, dat mijn vrouw mij eenmaal voorlas, „De geschiedenis van mijn zakboekje" en hoe ik haar toen vertelde van de herinneringen mijner jeugd.

Wat een mooi gezicht is die bloeiende heide. In Amerika kent men geen hei. In mijn koffer ligt al een bos bloeiende heideplanten, om het daarginds te laten zien en dan zal ik vertellen van de groote vlakten, die er hier mee begroeid zijn en hoe de bijen daar hun lekkersten honig uit garen, 'k Heb ook mooie foto's van het ouderlijk huis laten maken: het voorhuis, het achterhuis, op de deel en in de keuken, de laatste met den grooten haard erbij. Van dien ouderlijken haard neem ik nog een aardig aandenken mee, nl. de „haolketting", waaraan moeders waterketel en middagspot hing boven het vuur, jaren en jaren. Hij is dun afgesleten van al 't op- en neerschuiven."

Ja — zei Jan-oom, die van 1828 telt — die haolketting is ouder dan ik; mijn grootmoeder gebruikte hem al.

„Toch— vervolgt Antonie — hoeveel dierbare herinneringen het ouderlijk huis en het vriendelijk geboorteland ook bezitten, mijn hart is daarginder. De levenswijze is hier zoo anders — eten, slaapplaats en zoo meer — dat men er moeilijk weer aan gewent. Ginder zal ik toch eerst recht thuis zijn in mijn gewone dageIijksche doening en bij de kinderen."

De kinderen ? vroeg ik, ik meende altijd, dat je kinderloos was. Zoo is het ook, was zijn antwoord, maar we hebben pleegkinderen, twee meisjes, de oudste is al in de twintig en de andere vijftien. Recht lieve kinderen zijn het. Wat eigen kinderen voor hun werkelijke ouders zijn, hebben we nooit ondervonden, maar 't kan haast niet hartelijker, dan onze meisjes voor ons zijn geweest. Als ik de volgende week bij u kom praten, vertel ik van onze kinderen. Dat is een schoone geschiedenis.

V.

Ik zou u van onze kinderen vertellen. Kent ge het boek van Sheldon „In his steps?" — Ja, dat heb ik verleden jaar in een Hollandsche vertaling gelezen. Het heet dan „Wat zou Jezus doen ?" Het is een ontroerend werk, dat ons op aangrijpende wijze aantoont, dat we nog lang geen ware Christenen zijn. — Dat was het lievelingsboek van mijn overleden vrouw. Ze had het, geloof ik, wel vijf en twintig maal gelezen en het was haar ernst, om in Jezus' voetstappen te treden. Ze was altijd zulk een lieve,