HANS CHRISTIAAN ANDERSEN

DOOR

H. W. HEUVEL.

'tls jaren geleden, 't Was in den voorzomer van 't jaar 1881.

I In de schoolbibliotheek — ik was toen kweekeling — vond ik een deel der sprookjes van Andersen. Daarin begon ik te lezen en kon er niet mee eindigen, 'k Nam het boek mee naar huis en las er heele avonden in. Eigenlijk had ik wel wat nuttigers te doen. Het volgend jaar werd ik achttien en dan zou ik examen afleggen voor onderwijzer en met de drie jaar, die ik in de boerderij had gewerkt, was heel wat tijd verloren gegaan. Maar nu was ik in den ban van Andersens sproken en verhalen. Och God, zoo iets beleeft men geen tweede maal! Het was een ontmoeting, zooals men een vriend voor het leven ontmoet, 'k Heb Andersen gelezen — zijn romans en reisbeschrijvingen, zijn zeldzaam mooie autobiografie (Het sprookje van mijn leven) maar allermeest zijn sproken en verhalen — al de jaren, die sinds dien zomer zijn voorbijgegaan.

Onvergetelijk zijn die eerste indrukken. Welhaast was ik zeventien, dus aan de grens van den jongelingsleeftijd. O, die zalige tijd, als alle knoppen der ziel opengaan, tijd van ontluikende min, van schoone droomen en zoete verlangens. Als ik nu, na zooveel jaren, de geuren van de bloeiende vlier en de wilde roosjes inadem, dan ben ik ineens weer jong en al de poëzie van mijn groene jeugd omzweeft me weer. 't Is in Juni van 't jaar 1881. Een schoone zomermorgen. Op het opkamertje in mijn ouderlijk huis zit ik te studeeren. Vlak boven het venster nestelen de zwaluwen onder het rieten dak en ze vliegen met vertrouwelijk gesjilp af en aan. De oude vlierstruik en het rozeboschje bij onzen waterput staan in bloei. Een mijner liefste studievakken is de botanie. Met het loupje, dat ik nog altijd bij mij draag, zwerf ik rond in de omgeving, om al de planten van beemd en bosch, van akker en weide, van heide en wildernis te leeren kennen en haar geheimen te ontdekken: al die kunstige inrichtingen voor de bestuiving, al die mooie vormen van bloemen, vruchten en zaden.

Maar Andersen leerde mij de planten en dieren nog weer anders