— 61 —

4. normale vererving, waarboven dan nog het jus constitutum van het leenrecht zweefde, waardoor een zadelleen bij gebrek aan manlijk oir, terugviel op den leenheer, in casu den graaf van Loon, zijnde den prins-bisschop van Luik. De verschillende processen die telkens uitgebreider werden, liepen tenslotte hierop uit dat de leenheer met den buit ging strijken en meester bleef op het terrein en in afwachting der zich telkens opvolgende erfenisprocessen over de Hornsche nalatenschap hun gezag als graven van Horne konden handhaven, tot de fransche revolutie de meest feitelijke beslissing bracht en het als domeingoed accapareerde en het als zoodanig in 1798 aan de voorouders van den tegenwoordigen eigenaar deed overgaan.

Eenige fata, die nauw samenhangen en voortvloeiden uit deze successietwisten, mogen hier een plaats vinden. Zij hebben op eene gedeeltelijke vernieling en beschieting van het Horner kasteel betrekking en nog heden ten dage zijn de sporen van deze euvels aan de muren te herkennen Toen Bené de Gerclair, baron van Fontaine en de Breml, zooals hij verder nog heette, zijne aanspraken, die blijkbaar de meest gereede waren, ook feitelijk wilde doen gelden stuitte hij eerst op het verzet van den heer van Milendonck, die zich reeds op Horn, vergezeld van eenige leden der ridderschap, als Hornergraaf had laten uitroepen op 1 October 1603 In den middag van denzelfden dag Het zich Cerclair eveneens huldigen door de bijeengeroepen Staten, maar werd tot den aftocht gedwongen. Hij kwam evenwel op 22 October d o v terug met gewapende huurlingen, die het kasteel belegerden, beschoten en plunderden en het gedeeltelijk in brand staken. Maar hij kon zich helaas niet lang staande houden, hoewel hij zich met eenige pretendenten had kunnen verstaan, want in den winter van hetzelfde jaar kwam Milendonck terug met Spaansche troepen geappuieerd door de hulp van het domkapittel van Luik. Het kasteel werd opnieuw vermeesterd, Cerclair eruit gezet, gevangen genomen