— 110 —

vormen. Te Roermond zijn de persoonlijke trekken scherp geteekend.

Hij vergelijkt nu de hoofden van Gerard en Margaretha met de Brunswijksche en constateert een groot verschil, alhoewel ze beide in 1230 ontstonden.

Ook de dracht der Roermondsche figuren komt overeen met den tijd, maar ze zijn mooier gemaakt.

Onder het borststuk der tunika komt bij Gerhard en Margaretha het fijngeplooide hemd te voorschijn, terwijl de bovenboord bij Gerard met edelsteenen versierd is.

Deze edelsteenen zijn in de middeleeuwen nooit spits van vorm, terwijl in de XlIIe eeuw ook het aan een koordje hangend juweel onbekend is. Verder wekken de schoenen, de consolen met het zeldzame profiel, de als uit leder gesneden nauwsluitende mantels, de onderlage der kussens, twijfel. Ook de sarcophaag zelf, kan bij een streng gevoerd onderzoek niet voldoen. De vorm der voetbladen aan de zuilen zal men bij echt Romaansche monumenten te vergeefs zoeken. Aan de loopfries zijn de ranken niet uit den zuiveren cirkelvorm ontstaan. Op grond van dat alles, moet het graf uit de 16e of 17e eeuw dateeren.

De schrijver wil, dat de latere vervaardigers van dit graf een oud voorbeeld gevolgd hebben. De golvende haardos van den graaf, de stijl der tunika wijzen echter wel op de XlIIe eeuw. Het eerste monument zou dan van brons gegoten zijn en dit zou in steen in de 16e of 17e eeuw vernieuwd zijn. De critiek op het Roermondsche graf, zoowel als de mode van den renaissancetijd om oude grafmonumenten te vernieuwen, wijzen op de boven reeds herhaaldelijk gemelde toekenning van de sarcophaag en de beelden van het Maria Munster aan de 16e of 17e eeuw — en niet aan de 13e eeuw — een verschil van mogelijk drie eeuwen. Aldus Dom Schippers.

* *

*

Dom Schippers verkondigt tot nog toe niet vernomen theorieën en ik ben zoo vrij er voorloopig aan te twijfelen en wel om de volgende voor mij doorslaande redenen.

Nooit heb ik in archieven betrekkelijk 't munster, noch